Posts tonen met het label Nelson Mandela. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Nelson Mandela. Alle posts tonen

donderdag 21 december 2017

Interview met Zelda la Grange:

‘Actief burgerschap begint bij jezelf’

Jarenlang was ze Nelson Mandela’s steun en toeverlaat. De lessen die ze van hem heeft geleerd, hebben haar leven voorgoed veranderd. Maar inmiddels heeft Zelda la Grange haar eigen stem gevonden.

Bijna twintig jaar lang was Zelda la Grange Nelson Mandela’s persoonlijke assistente. Ze werkte als typiste in het kantoor van de staatspresident toen Nelson Mandela in mei 1994 werd beëdigd als eerste zwarte president van Zuid-Afrika. Toen hij in 1998 aftrad, bleef ze bij hem in dienst. Ze beheerde zijn agenda, waakte over zijn gezondheid, onderhield het contact met popsterren en regeringsleiders, en reisde samen met hem de hele wereld rond.
Dat ze het zo goed met elkaar konden vinden, lag niet direct voor de hand. La Grange is afkomstig uit een conservatief Afrikaner milieu. Ze is niet bang om ervoor uit te komen dat ze in haar jonge jaren een racist was. Maar Mandela zag al snel haar kwaliteiten: haar onvoorwaardelijke trouw, haar efficiency en haar gevoel voor humor. En hij besefte de kracht van het beeld van zo’n regte Boeremeisie aan zijn zij.
‘Madiba wilde laten zien dat hij inclusiviteit belangrijk vond’, verduidelijkt La Grange tijdens een bliksembezoek aan Nederland, waarbij ze ook het Zuid-Afrikahuis aandoet. ‘Hij práátte er niet alleen over. Hij paste het ook toe in zijn kring van naaste medewerkers. We hebben er nooit over gesproken. Maar ik merkte het toen Madiba me een keer had gevraagd om de tekst van een toespraak voor hem op het podium neer te leggen. Er was enorm veel publiek en ik was erg verlegen, dus ik vroeg één van de lijfwachten om het te doen. Na zijn toespraak riep Madiba me bij zich en zei: “I want people to see that you are next to me”. Op dat moment besefte ik dat hij wilde laten zien dat het mogelijk was: dat we kónden samenwerken, en dat ook de Afrikaners, die verantwoordelijk waren geweest voor wat er in het verleden was gebeurd, welkom waren in het nieuwe Zuid-Afrika. Toen begreep ik dat dit misschien wel zijn doel met mij was.’

Op zaterdag 30 september was Zelda la Grange te gast
bij het Zuid-Afrikahuis in Amsterdam. / Foto: Maurice Jorissen


Levenslessen
De ontdekking dat de man die ze altijd als terrorist had beschouwd, in werkelijkheid zo’n wijs en beschaafd mens was, zette La Grange’s wereldbeeld op zijn kop. Achteraf is ze blij dat ze indertijd nog maar 24 jaar oud was en haar opinies nog niet zo sterk waren gevormd.
Wat haar, als telg uit een streng religieus gezin, vooral dwarszat, was de theologische legitimering van de apartheid. Op advies van een collega maakte ze een afspraak met ds. Beyers Naudé, die zich in de jaren 60 als één van de eerste prominente Afrikaners tegen de apartheid had gekeerd. Hoe kon het dat hij wél in opstand was gekomen, en zij niet? ‘Hij kon zien hoe ik met die vraag worstelde’, herinnert La Grange zich, ‘en hij zei: “Voel je maar niet schuldig. Het feit dat je naar me toe bent gekomen om erover te praten, is al een stap in de goede richting.” Toen ik bij hem wegging, had ik vrede in mijn hart. Zo was het nu eenmaal geweest. Ik had onder ogen gezien dat ik zo gevormd was. Ik zou nooit meer teruggaan naar het verleden, naar mijn oude manier van denken. De vraag was: wat doe ik met de toekomst?’
La Grange moest niet alleen emotioneel en spiritueel omschakelen. Als eenvoudige tikster miste ze de savoir vivre die nodig was om zich in de wereld waarin Mandela haar binnenleidde, staande te houden. Zo moest ze bij de etiquetteboeken van Emsie Schoeman te rade gaan om te weten welk bestek ze tijdens een staatsbanket moest gebruiken. Gelukkig had ze steun aan de president zelf. Mandela gaf haar in het geheim hints, fluisterde haar af en toe iets in het Afrikaans toe en moedigde haar aan om vragen te stellen. ‘Hij was geduldig en hield ervan om me alles uit te leggen. Dat het zo makkelijk ging, zegt niets over mij. Het zegt iets over hém, over de mens die hij was.’
Over de belangrijkste levensles die ze van Mandela heeft geleerd, hoeft La Grange niet lang na te denken. ‘Respect. Of iemand nu arm is of rijk, het zijn mensen. Vroeger had ik mijn oordeel meteen klaar. Ik had zoveel vooroordelen! Maar mijn ervaring met Madiba heeft me geleerd om die los te laten, me alleen te richten op de persoon tegenover me en erop te vertrouwen dat ieder mens inherent goed is.’

‘Dis Zelda wat praat’
In 2014 publiceerde La Grange Good Morning, Mr Mandela, haar persoonlijke herinneringen aan de man die ze ‘Kulu’ (grootvader) noemde. Sindsdien reist ze de wereld rond als motivational speaker. Ze vertelt over haar leven, de verandering die ze als persoon heeft doorgemaakt en de lessen die Mandela haar heeft geleerd. Ook doet ze af en toe nog projecten voor de Nelson Mandela-stichting, zoals het organiseren van de jaarlijkse Nelson Mandeladag (18 juli). ‘Wat ik heb meegemaakt, is uniek. Hoe kan ik na hém ooit voor een andere baas werken? Je gaat automatisch vergelijken, wat onrechtvaardig is tegenover die nieuwe persoon.’ Ze mist het dat ze Mandela niet meer kan bellen voor advies. En ze heeft gemerkt dat het veel makkelijker is om voor iemand anders te zorgen dan voor jezelf. ‘Madiba kon geen nee zeggen. Maar ik had er geen enkele moeite mee om namens hem nee te zeggen. Nu heb ik niemand die namens míj nee zegt…’
Sinds Mandela’s overlijden in december 2013 heeft La Grange zich ontpopt als een activiste in eigen recht. ‘Ik ben me steeds meer gaan realiseren dat ik een verantwoordelijkheid heb. Ik ben zo gezegend met de invloed van deze man in mijn leven, hoe kan ik zwijgen?’ Ze zet zich onder meer in voor de strijd tegen corruptie, de R2K-campagne en 16 Days of Activism for No Violence to Women and Children. ‘Je kunt niet altijd alles maar aan anderen overlaten. Actief burgerschap begint bij jezelf. Niet alleen bij wat je zégt, maar ook bij wat je dóet. Ik probeer met mijn eigen leven een voorbeeld te stellen.’
Toch wil La Grange zich niet aan specifieke organisaties binden. ‘Ik heb bij Madiba gezien dat het beter is om wat afstand te bewaren. Een idee mag in het begin fantastisch klinken, maar je weet niet waar het eindigt. Ik wil me ook niet bij één politieke partij aansluiten. Vanuit mijn huidige positie kan ik precies zeggen wat ik denk.’ Ze heeft niet de pretentie dat ze met haar activisme het ideeëngoed van Nelson Mandela doorgeeft. ‘Ik denk niet dat ik mezelf ooit helemaal van hem zal kunnen losmaken. Dat wil ik ook niet. Maar dis Zelda la Grange wat praat.
Haar activisme wordt haar niet altijd in dank afgenomen. Toen president Jacob Zuma in 2015 de komst van Jan van Riebeeck in 1652 het begin van Zuid-Afrika’s problemen noemde, mat La Grange zich op Twitter de geuzennaam ‘Zelda van Riebeeck’ aan, wat tot zware kritiek uit het ANC-kamp leidde. Meer geregeld komen de aanvallen van conservatieve Afrikaners. ‘Ik beschouw mezelf in de eerste plaats als een Zuid-Afrikaan en in de tweede plaats als een Afrikaner’, zegt La Grange stellig. Maar de jaren met Nelson Mandela hebben haar een bredere kijk op de Zuid-Afrikaanse samenleving gegeven dan veel mede-Afrikaners. Hun commentaar schrikt haar niet af. Ze heeft wel geleerd van de rel uit 2015. ‘Je moet opletten hoe je je boodschap verpakt. Ik wil mensen niet vertellen wat ze moeten doen. Ik vertel ze wat ik doe. Ik probeer dicht bij mezelf te blijven.’

Foto: Hans Mooren

Afrikaans een zaak van het hart
Ondanks de soms felle kritiek voelt La Grange zich nog steeds thuis binnen de Afrikaner gemeenschap. ‘Ik droom in het Afrikaans, ik heb lief in het Afrikaans, dat is wie ik ben.’
Over de toekomst van het Afrikaans maakt ze zich geen zorgen. ‘Totaal niet! De meest succesvolle muziekindustrie in Zuid-Afrika is Afrikaans. De meeste kunstefeeste zijn Afrikaans. Ik praat elke dag Afrikaans. Ik lees Afrikaans. Ik kijk Afrikaans. Veel talen die groter zijn dan het Afrikaans, hebben dat allemaal niet. Met die strijd voor behoud van het Afrikaans rakel je sentimenten op die beter met rust gelaten kunnen worden.’
De verengelsing van het onderwijs vindt La Grange geen slechte ontwikkeling. Zelf leerde ze pas op haar 23e vlot Engels spreken en ze heeft het gevoel dat haar Afrikaanstalige opleiding haar onvoldoende heeft voorbereid op een internationale loopbaan. ‘Ik zeg niet dat je je identiteit moet opgeven. Maar wel: “Kijk vooruit, denk aan de toekomst!” Ik heb veel vrienden die hun kinderen naar een Engelse school sturen en die thuis Afrikaans spreken. Als ik die kinderen zie, denk ik: de wereld ligt voor jullie open. Of het Afrikaans overleeft, is onze eigen verantwoordelijkheid. De verantwoordelijkheid van de ouders. Het is een zaak van het hart. Ik ben trots op mijn taal en zal hem nooit opgeven.’

Foto: Hans Mooren

‘Niet ophouden met hopen’
De laatste jaren begint Nelson Mandela’s te verbleken. Veel zwarte jongeren die na de apartheid zijn geboren vinden dat hij vooral de blanken tevreden heeft willen stellen en te weinig heeft gedaan voor zijn eigen mensen.
Volgens La Grange was Nelson Mandela echter de juiste man voor zijn tijd. ‘Als hij destijds niet voor verzoening had gekozen, zouden wij Zuid-Afrika platgebrand hebben. De militaire macht berustte in die eerste jaren nog bij de Afrikaners. Was er een burgeroorlog uitgebroken, dan waren onder de zwarte Zuid-Afrikanen de meeste slachtoffers gevallen. Hij heeft gedaan wat op dat moment nodig was.’
Ze is ervan overtuigd dat een regenboognatie nog steeds haalbaar is. ‘Helaas hebben we op dit moment niet de juiste leiders om ons dat voorbeeld te geven. Iedereen is boos, maar we zijn boos op de verkeerde mensen. We zijn boos op elkaar. Terwijl we eigenlijk boos moeten zijn op de mensen die niet de weg van de regenboognatie gekozen hebben, maar de weg van corruptie.’
Die corruptie is wat La Grange in het huidige Zuid-Afrika vooral zorgen baart. Ze denkt daarbij niet alleen aan de corruptie van president Zuma en zijn trawanten. De corruptie is inmiddels doorgedrongen in het hele openbare leven. Elk individu heeft volgens La Grange de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat corruptie in zijn eigen beperkte invloedssfeer geen kans krijgt. ‘In onze eigen omgeving kunnen we een verschil maken. Madiba geloofde: hoe ík me opstel, heeft invloed op de mensen om me heen. Zo heeft hij de wereld veranderd. Is dat zo moeilijk? Nee! Het is niet altijd prettig, want iemand anders krijgt iets misschien sneller voor elkaar omdat hij wél omkoopgeld betaalt. Ik ben daarentegen voortdurend aan het vechten. Maar aan het einde van de dag ga ik met een schoon geweten slapen. En als ik de moed begin te verliezen, denk ik aan Madiba, die 18 jaar in een cel op Robbeneiland heeft doorgebracht. Dan vergeet ik mijn kleine problemen. Er zijn mensen die veel erger hebben meegemaakt. Je mag niet ophouden te hopen.’




woensdag 28 juni 2017

Ed van Thijn: 'Easy-going is het beste woord'

Themanummer MZA bij het overlijden van Nelson Mandela, december 2013

Tien jaar lang, van 1983 tot 1993, was Ed van Thijn burgemeester van Amsterdam. Tijdens zijn ambtsperiode werd Amsterdam uitgeroepen tot anti-apartheidsstad. In 1990 stond hij naast Nelson Mandela op het balkon van de Stadsschouwburg aan het Leidseplein. Madiba’s verzoenende opstelling zou ook hem niet onberoerd laten.

Ed van Thijn was al vanaf begin jaren zestig actief binnen de Nederlandse anti-apartheidsbeweging. Hij was bestuurslid van het Comité Zuid-Afrika en medeorganisator van diverse acties en demonstraties, zoals de boycot van Outspan-sinaasappelen. Ook nam hij tijdens het Mandela-proces deel aan de picket line voor de Zuid-Afrikaanse ambassade. Het debat over de Drie van Breda (1972) maakte hem echter opnieuw bewust van zijn eigen ervaringen als joods jongetje tijdens de Tweede Wereldoorlog, eerst in kamp Westerbork en later als onderduiker. Vanaf dat moment, schrijft hij in zijn autobiografie Het verhaal, wilde hij politiek gaan bedrijven vanuit zijn eigen identiteit, waar zijn joodse afkomst een essentieel onderdeel van uitmaakte: ‘Wat blijft, en wat nu ook zijn vaste plaats krijgt, is een verinnerlijkt verzet tegen alles wat riekt naar racisme of vreemdelingenhaat.’ Voor Van Thijn had zijn betrokkenheid bij de anti-apartheidsstrijd dan ook een heel persoonlijke, emotionele lading. ‘Voor mij was er in toenemende mate sprake van een rechtstreeks verband, omdat de apartheid gebaseerd was op een rassenleer’, zegt hij tijdens een interview in februari 2013. ‘Hoewel de omstandigheden uiteraard totaal verschilden, was de ideologie – dat er onderscheid werd gemaakt tussen Übermensch en Untermensch – hetzelfde. Natuurlijk hoef je de oorlog niet meegemaakt te hebben om elke rassenleer fundamenteel te verwerpen en tegen discriminatie te zijn. Gelukkig maar, anders zou er vandaag helemaal niemand meer tegen zijn, en er is toch al te weinig verzet tegen racisme. Maar voor mij was er een duidelijke parallel.’

De mens die voor je stond
Toen Nelson Mandela na 27 jaar werd vrijgelaten uit de gevangenis, werd Van Thijn volkomen verrast door Mandela’s verzoenende opstelling. ‘We verwachtten dat hij met een enorme wrok naar buiten zou komen. Dat is het bekende beeld. Naar welk conflict je ook kijkt – of dat nu in het Midden-Oosten is, of Nederland-Duitsland destijds, of de Chinees-Japanse oorlog of waar ook ter wereld – je ziet elke keer weer dat onderdrukte volkeren haatdragend zijn, en dat is begrijpelijk. Mandela was een grote uitzondering, en dat is hij ook gebleven, helaas. Ik ken geen tweede als Mandela.’
Ook Mandela’s toespraak tijdens zijn eerste bezoek aan Amsterdam op 16 juni 1990 bevatte diezelfde boodschap van verzoening. Van Thijn stond naast hem op het balkon van de Stadsschouwburg, terwijl Mandela de duizenden mensen op het Leidseplein toesprak. ‘We hadden een veel strijdbaarder verhaal verwacht’, geeft hij toe. ‘Ik had veel bewondering voor die verzoenende woorden en ik besefte ook onmiddellijk hoe uniek dat was. Maar eerlijk gezegd deed het er niet zozeer toe wat hij zei; het feit dat hij daar stond en sprák, bracht ons al in verrukking. Het was het mooiste moment – ik wil niet zeggen: van mijn leven, maar wel: van mijn politieke leven.’
In De Magie van Mandela, een televisiedocumentaire van Astrid Joosten uit 2009, zegt Wim Kok: ‘Hij vult een ruimte’. En Conny Braam omschrijft Mandela’s fysieke charisma als: ‘iemand die licht gaf’. Ed van Thijn kan deze indrukken alleen maar bevestigen. ‘De ruimte waar we toen waren, kon hij moeilijk fysiek vullen; dat was het Leidseplein. Toch deed hij dat. Het charisma spatte er vanaf. Natuurlijk wordt dat charisma gevoed door wat je weet van zijn geschiedenis. Maar het had ook te maken met zijn persoonlijkheid, met de mens die voor je stond. Ik vond hem indrukwekkend, met zijn rijzige gestalte. Een erudiete man. En aan de andere kant was hij heel gewoon. Ik heb best moeite om beroemde mensen te ontmoeten, dan voel ik mezelf heel nietig. Maar bij hem had ik dat helemaal niet. Mensen die zo bekend zijn, zijn vaak heel hooghartig, en hij was het tegendeel. Hij was dankbaar voor alles wat we voor hem deden en gedaan hadden. Easy-going is het beste woord.’

Blijvende betekenis
Na dat eerste bezoek aan Amsterdam zou Van Thijn Mandela nog meerdere keren ontmoeten, zowel in Nederland als in Zuid-Afrika. Maar het langste en meest intensieve gesprek vond plaats op diezelfde dag in 1990, toen ze samen van het Leidseplein naar een PvdA-congres in De Meervaart reden. Mandela vroeg Van Thijn hoe deze, als staatsrechtdeskundige, de toekomstige staatsinrichting van Zuid-Afrika zag. Van Thijn herinnert zich dat hij in zijn antwoord de term ‘power sharing’ heeft gebruikt. ‘Power sharing betekent dat je ook de minderheden opneemt in je coalitie. Dat het ANC onbeperkt aan de macht kan blijven, zag je natuurlijk al aankomen op grond van de demografische verhoudingen. Maar het was maar een voorbijgaand gesprek in een auto en blijkbaar lag de grondwet op dit punt toen al min of meer vast.’
Bij een andere gelegenheid vertelde Mandela Van Thijn dat hij op Robbeneiland onder meer het dagboek van Anne Frank had gelezen. Dat had hij van Thabo Mbeki sr. ook al eens gehoord, toen die op bezoek was in Amsterdam. ‘Mbeki vertelde dat ze het pagina voor pagina doorgaven. Dat Anne Frank überhaupt aan de orde kwam, deed mij natuurlijk wel wat. Ik heb er verder niet naar gevraagd, maar de analogie was duidelijk. Ik kon me wel indenken wat ze daar in hun strijd tegen de onderdrukking aan ontleenden.’
Van Thijn is inmiddels verschillende keren in Zuid-Afrika geweest. Hij ging er onder meer op familiebezoek, omdat zijn eerste onderduikouders – uiteindelijk zou hij op achttien verschillende adressen worden ondergebracht – na de oorlog naar Kaapstad zijn geëmigreerd. Vooral het Anti-apartheidsmuseum in Johannesburg maakte diepe indruk op hem. ‘Ik heb daar eindeloos staan kijken naar die beelden van protesterende mensen, die in grote massa’s over straat dansen en dan beschoten worden. We denken wel eens dat wij met onze acties in Amsterdam en Londen het regime hebben gebroken. Maar daar kon je zien dat de mensen het zélf hebben gedaan, door zonder angst de straat op te gaan.’
Sinds 1994 zijn er in Zuid-Afrika veel positieve ontwikkelingen te zien, vindt Van Thijn. Hoewel er volgens hem ook nog wel iets te verbeteren valt, zoals de armoede in de townships, de criminaliteit en verschillende vormen van racisme. Tegen die achtergrond vindt hij het des te knapper dat Mandela er niet alleen in is geslaagd om een nieuw regime te vestigen, maar dat hij dit ook heeft kunnen doen zonder dat er geweld aan te pas kwam. De invloed van Mandela is blijvend, denkt hij. ‘Er moet heus nog wel wat veranderen en het ANC is geen smetteloze partij. Maar het volk heeft geproefd aan de verzoening en de betekenis van Mandela gaat ver uit boven zijn overlijden. Ik verwacht niet dat het land terug zal vallen in chaos en geweld.’

De hete adem van Mandela
In 2009 werkte Van Thijn mee aan de musical Amandla!, een project van John Leerdam en zijn stichting Julius Leeft. Van Thijn speelde hierin zichzelf als burgemeester, eerst twee keer in Paradiso in Amsterdam en daarna vier keer in Zuid-Afrika. Met veel succes vertelde hij de anekdote hij ook in de bundel Voor Nelson Mandela (red. Bart Luirink, 2008) heeft gepubliceerd, over hoe hij vóór Mandela’s onthaal op het Leidseplein door de Marnixstraat liep te ijsberen, telkens weer zijn zorgvuldig uitgewerkte toespraak voor zich uit prevelend. Toen het gezelschap twee uur te laat uiteindelijk arriveerde en de burgemeester aan zijn welkomstwoord over Amsterdam anti-apartheidsstad wilde beginnen, werd hij door zijn grote held abrupt afgekapt. Mandela wilde maar één ding weten: ‘Where is the toilet?’ ‘Het publiek barstte in schaterlachen uit, ook in Zuid-Afrika.’ De tour door Zuid-Afrika dreigde even scheef te lopen toen de bus waarmee het gezelschap rondtrok in brand vloog, pal naast een tankstation. ‘Het was angstaanjagend’, herinnert Van Thijn zich, ‘want het terrein was afgerasterd en de brandende bus versperde de enige uitgang.  We zaten opgesloten. Om ons heen hoorden we de ene ontploffing na de andere, want in de winkel van dat tankstation verkochten ze flessen butagas en die knalden uit elkaar. Zoals nu nog op YouTube-filmpjes te zien is, ontplofte de bus zelf ook, stukje bij beetje.’ Toch blikt Van Thijn met veel plezier op zijn korte loopbaan als acteur terug. ‘Overal waar we kwamen, werkten we samen met plaatselijke koren die schitterend konden zingen. Dat was ontroerend.’
Mandela’s verzoenende houding heeft Van Thijn ook persoonlijk beïnvloed. Dat bleek tijdens een herdenkingsbijeenkomst in Westerbork waarbij ook een oud-SS’er aanwezig was. Plotseling voelde hij een onbedwingbare drang om hem een hand te geven. ‘Ik denk niet dat ik ooit een streep kan zetten onder mijn herinneringen aan de oorlog’, zegt hij achteraf. ‘Om die man een hand te geven, was een behoefte die ik helemaal niet had voorzien. Dat was de hete adem van Mandela.’
Van Thijn ziet de polarisering in de Nederlandse samenleving met lede ogen aan. Onder zijn burgemeesterschap werd Amsterdam uitgeroepen tot anti-apartheidsstad. Dat betekende niet alleen solidariteit met het ANC, maar ook aandacht voor sociale verhoudingen in de eigen stad. ‘Toen ik aankwam, was een van de eerste dingen die ik meemaakte, de moord op Kerwin Duinmeijer. In mijn laatste boek, Blessuretijd, beschrijf ik de jaren tachtig in Amsterdam als een tijd van breed gedragen anti-racisme. In de jaren negentig ebde dat weg, toen kwam Fortuyn op en later Wilders. Nu is racisme doodgewoon. Wat dit land nodig heeft, is moreel leiderschap, niet alleen van burgemeesters en ministers, maar ook van onderop. Denk maar weer aan de dansende menigtes in Zuid-Afrika. Mandela heeft het niet alleen gedaan.’

 Themanummer MZA bij het overlijden van Nelson Mandela, december 2013

Ahmed Kathrada: "Had ik toen mijn school maar afgemaakt"

Maandblad Zuid-Afrika, december 2012

Op Robbeneiland was Nelson Mandela gevangene nr. 466/64. Ahmed Kathrada had nr. 468/64. Onlangs was ‘Kathy’, zoals hij door velen wordt genoemd, even in Nederland voor de onthulling van een standbeeld van zijn oude vriend.


Ahmed Kathrada, in 1929 geboren als telg van een Zuid-Afrikaanse Indiër-familie, raakte al jong betrokken bij de Struggle. Hij was een echte activist, die niet bang was om zijn leven te wagen voor het ideaal van een Zuid-Afrika waar huidskleur geen rol meer speelde. Tijdens het Rivonia-proces werd hij, samen met onder meer Mandela, Walter Sisulu en Govan Mbeki, veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf met dwangarbeid. Kathrada zou in totaal 26 jaar en 3 maanden in de gevangenis doorbrengen, waarvan 18 jaar op Robbeneiland. Na zijn vrijlating speelde hij een belangrijke rol binnen het ANC. In het ‘nieuwe’ Zuid-Afrika was hij onder meer parlementslid, parlementair adviseur van de president en voorzitter van de Raad van Bestuur van het Robbeneiland Museum.

Avontuur
Kathrada moet een jaar of 12 geweest zijn, toen hij zich aansloot bij de Struggle. ‘Ik ben geboren op het platteland’, vertelt hij, ‘en kinderen kennen geen kleur. Je speelt, je ruziet en je legt het weer bij. Maar toen het tijd werd om naar school te gaan, regelde mijn vader het zo dat het hoofd van de zwarte school ’s middags bij ons thuis kwam om mij les te geven. Ik was nog jong en stond er niet bij stil. Maar toen ik 8 jaar oud was, werd ik naar Johannesburg gestuurd om daar naar school te gaan. Op dat moment begon ik vragen te stellen: “Waarom word ik weggestuurd, waarom kan ik niet samen met mijn vriendjes naar school?” Toen hoorde ik, dat ik niet naar de zwarte school mocht en niet naar de witte school, en dat er geen Indiërschool was omdat de Indiërgemeenschap in het dorp te klein was. Toen ik als 8-jarige werd losgescheurd van mijn familie rees bij mij de vraag: “Waarom?”’
‘In Johannesburg werd ik lid van een jongerenclub die filmavonden en debatten organiseerde. Als kind begrijp je niets van politiek. Maar wat je wel begrijpt, is avontuur. Dus als iemand die ouder is dan jij, je vraagt om folders uit te delen, posters te plakken of leuzen op een muur te schrijven, dan is dat een avontuur. Dat is wat mij als kind het meeste aansprak!’

(Tekst gaat verder onder de foto.)
Ahmed Kathrada

Gandhi
Kathrada ziet het als zijn taak om de Struggle-geschiedenis en vooral het aandeel van Indiërs daarin vast te leggen voor latere generaties. Zijn Memoirs bevatten een schat aan informatie en zijn ook nog eens onderhoudende leesstof. Verwarrend is alleen het hecht verweven netwerk van organisaties waaruit de bevrijdingsbeweging bestond. Kathrada: ‘Om dat te begrijpen, moet je naar de geschiedenis kijken. Er waren verschillende rassenwetten voor verschillende gemeenschappen. Sommige golden alleen voor zwarten, andere alleen voor Indiërs. Daardoor ontstonden er verschillende organisaties. Maar naarmate de onderdrukking toenam, groeide het verzet en begonnen de verschillende organisaties steeds meer samen te werken. In de statuten van het ANC was vastgelegd dat mensen die niet zwart waren, geen lid mochten worden. Maar in de praktijk leek het alsof we allemaal voor dezelfde organisatie werkten. Zwarten mochten bijvoorbeeld geen bedrijfsruimte huren in het centrum van Johannesburg. Het ANC kon dus formeel geen kantoor in de stad hebben. Maar het Indian Congress kon dat wel. Daarom deelden we een pand. Je zou kunnen zeggen dat we ANC-werk deden zonder dat we lid waren van het ANC.’
Kathrada was leider van de jeugdliga van het Transvaalse Indian National Congress. Deze beweging werd geïnspireerd door het gedachtegoed van Mahatma Gandhi, voor wie de 21 jaar die hij in Zuid-Afrika doorbracht (1893-1914) de basis hadden gevormd van zijn methode van satyagraha (vreedzaam verzet). Terwijl het ANC tot 1949 bleef hopen dat het de blanke regering met petities en delegaties kon vermurwen, kozen de Indiërs al in 1946 voor een strategie van burgerlijke ongehoorzaamheid. De eerste actie betrof een stuk land in Durban dat ‘slegs vir blankes’ gereserveerd was. Kathrada maakte deel uit van de groep vrijwilligers die het terrein bezetten.
‘Het is toen’, vertelt Kathrada, ‘dat ik voor het eerst in de gevangenis belandde. Ik gaf een verkeerde leeftijd op, want als ze hadden geweten dat ik pas 17 was, hadden ze me niet naar de gevangenis gestuurd. Dat was juist de bedoeling!’ Hij verdween een maand achter tralies. ‘Ik was nog jong en jonge mensen doen domme dingen. Ik zat vlak voor mijn eindexamen, maar ik stopte met school en draaide de bak in.’
Achteraf heeft Kathrada altijd betreurd dat hij zijn school destijds niet heeft afgemaakt. Op Robbeneiland zou hij de schade echter dubbel en dwars inhalen. Via UNISA haalde hij een bachelors-graad in geschiedenis, criminologie en bibliotheekwezen en een honneurs in geschiedenis en politicologie; promoveren werd door de gevangenisautoriteiten niet toegestaan.

Historisch besef
Kathrada is oprichter van de Ahmed Kathrada Foundation, die tot doel heeft het non-racialisme in Zuid-Afrika te bevorderen. ‘Tijdens de Struggle maakte het uiteindelijk niet meer uit of iemand blank of zwart was, man of vrouw’, legt Kathrada uit. ‘Niet alleen zwarten, maar ook blanken, kleurlingen en Indiërs gingen de gevangenis in of werden gemarteld tot de dood erop volgde. Denk aan David Webster of Neil Aggett. We voerden een gezamenlijke strijd. De jongeren van nu weten dat niet meer. Ze denken dat de Struggle alleen een strijd van zwarten was.’

Kathrada hecht veel waarde aan historisch bewustzijn. ‘Met onze stichting willen we jongeren bereiken. Onze boodschap is: met democratie, met vrijheid komt verantwoordelijkheid, tegenover jezelf, je ouders, je gemeenschap en je land. Zuid-Afrika heeft goed opgeleide jongeren nodig, op elk terrein. Maar we willen kinderen ook laten spelen, want zelfs dát was vroeger aan restricties gebonden. We zeggen: geniet, maar bedenk dat je een verantwoordelijkheid hebt.’

Maandblad Zuid-Afrika, december 2012