dinsdag 20 juli 2021

De liefde tegen het licht

Waarom worden zo veel vrouwen in Zuid-Afrika slachtoffer van seksueel geweld? In zijn boek Liefdes verdriet probeert Niels Posthumus antwoord te geven op deze pijnlijk actuele vraag.

 

De publicatie van Liefdes verdriet van de Nederlandse journalist Niels Posthumus komt precies op het goede moment. Het boek, met als ondertitel ‘Verliefdheid, relaties en seks in het Zuid-Afrika van na de apartheid’, verscheen in een week toen de Zuid-Afrikaanse media beheerst werden door het nieuws van de moord op de 22-jarige studente Karabo Mokoena. Mokoena werd voor het laatst gezien toen ze met haar partner een chique nachtclub in Sandton verliet. Mokoena had een straatverbod tegen de man aangevraagd, maar de politie had haar verzoek niet serieus genomen. Op 29 april werd haar lichaam gevonden op een stuk braakliggend terrein – gewurgd, verminkt en verbrand.

Na eerdere geruchtmakende zaken zoals de moord op Anene Booysen en Reeva Steenkamp, beide in 2014, vestigde Mokoena’s dood opnieuw de aandacht op de vele geweldsmisdrijven tegen vrouwen en kinderen in Zuid-Afrika. Volgens onderzoek van de Medical Research Council wordt in Zuid-Afrika elke acht uur een vrouw door haar partner of een kennis vermoord. En uit een recent rapport van Stats SA blijkt dat één op de vijf vrouwen er te maken krijgt met fysiek geweld in huiselijke kring. De laatste tijd lijkt het geweld te escaleren: in dezelfde week als Karabo Mokoena werden er in het hele land zeker tien vrouwen verkracht en vermoord.

 

Seksueel geweld en economische ongelijkheid

In Liefdes verdriet gaat Niels Posthumus op zoek naar de oorzaken voor het geweld tegen vrouwen in de Zuid-Afrikaanse samenleving. Daarnaast behandelt het boek andere actuele thema’s, zoals materialisme in seksuele verhoudingen (‘gold digger’ zoekt ‘sugar daddy’: jonge vrouwen die het aanleggen met oudere mannen, in ruil voor cadeaus, etentjes, huur, collegegeld of beltegoed), de HIV/aidsepidemie (nog steeds is Zuid-Afrika met ca. 6,5 miljoen besmettingen koploper in de wereld) en de conservatieve houding tegenover homoseksualiteit (wat bij lesbiennes in de zwarte en bruine gemeenschap zelfs kan leiden tot ‘corrective rape’).

In zijn poging om deze fenomenen te beschrijven en te verklaren, weet Posthumus – sinds 2012 Zuid-Afrika-correspondent voor Trouw en BNR Nieuwsradio – aardig recht te doen aan de complexiteit van de Zuid-Afrikaanse werkelijkheid. Daarbij gaat hij verder dan titel en omslag van het boek doen vermoeden. Hij behandelt bijvoorbeeld ook de geografische scheiding tussen de verschillende bevolkingsgroepen, die na 1994 in veel steden is blijven bestaan. En hij heeft oog voor de economische ongelijkheid. ‘Welk probleem je ook aanroert in Zuid-Afrika’, schrijft hij, ‘vroeg of laat spelen de vernedering in het verleden, de onterechte witte privileges, de oneerlijke kansen en de kapotgemaakte sociale structuren een rol.’ Seksueel geweld ziet Posthumus dan ook vaak niet als daad van wellust, maar als uiting van frustratie en woede.

 

Het voordeel van een witte huid

Liefdes verdriet is vlot geschreven. Posthumus heeft voor dit boek interviews gevoerd met een groot aantal wetenschappers, journalisten én ervaringsdeskundigen; sommigen leren we goed kennen. Hij heeft zich grondig ingelezen en lardeert zijn verhaal met spannende statistieken (‘zelfs in 2013 voerde slechts een derde van alle Zuid-Afrikanen regelmatig een echt gesprek met iemand met een andere huidskleur’).

Daarnaast gooit Posthumus ook zijn eigen ervaringen in de mix. Zijn perceptie wordt beïnvloed doordat hij schrijft vanuit het specifieke milieu van de hippe, multiculturele kunstenaarswijk Maboneng in Johannesburg, waar, volgens zijn eigen schatting, negentig procent van de vrouwen die hij ontmoet, zwart is. Dat perspectief lijkt hem soms te verleiden tot generalisaties over ‘dé Zuid-Afrikanen’ wanneer hij alleen zwarte Zuid-Afrikanen bedoelt. Met de werkelijkheid van witte en bruine Zuid-Afrikanen – het straatbeeld van zeg maar Kaapstad, Stellenbosch of Hatfield, Pretoria – heeft hij minder affiniteit.

Hoe white privilege werkt, wordt Posthumus – en mét hem, de lezer – geestig duidelijk wanneer hij zich in het laatste hoofdstuk afvraagt waarom hij met zijn bescheiden inkomen en zijn tweedehands autootje zoveel succes heeft bij zwarte vrouwen. ‘Ik begin zowaar te twijfelen. Ik zie dunner wordend, donkerblond haar, een wat slungelachtige gestalte, ogen met een onbestemde kleur, een vale huid. Ik ben niet per se onaantrekkelijk, maar ik kan er niet omheen dat Lea vele malen knapper is. Datzelfde kan ik zeggen over bijna al mijn dates in Zuid-Afrika. Onder hen waren fotomodellen, professionele danseressen, actrices, een soapster. Zonder uitzondering waren ze ook nog eens hoogopgeleid, grappig, intelligent en ambitieus. Had mij dit lang geleden niet al aan het denken moeten zetten? Waarom vielen die knappe, succesvolle, donkere Zuid-Afrikaanse vrouwen op mij? Misschien toch omdat mijn huid wit is?’


Niels Posthumus, Liefdes verdriet. Verliefdheid, relaties en seks in het Zuid-Afrika van na de apartheid. Houten: Het Spectrum, 2017. ISBN 9789000354818. 192 p., € 19,99.


(Deze recensie is in 2018 verschenen in Zuid-Afrika Spectrum, het tijdschrift van het Zuid-Afrikahuis in Amsterdam.)

dinsdag 6 juli 2021

‘Dichteres Olga Kirsch nooit gestopt met schrijven’ - Interview met biograaf Egonne Roth

 Je zou willen dat ze zich duidelijker had uitgesproken tegen het onrecht in de samenleving, zowel in haar geboorteland Zuid-Afrika als in haar tweede vaderland, Israël. Maar op de barricades staan was niets voor dichteres Olga Kirsch (1924-1997). Het is vooral de historische context van haar leven die fascineert. Een gesprek met biograaf Egonne Roth.


In de Afrikaanse literatuurgeschiedenis wordt Olga Kirsch vooral onthouden omdat zij, na Elisabeth Eybers met Belydenis in die skemering (1936), pas de tweede vrouw was die een dichtbundel in het Afrikaans publiceerde. Zowel Kirsch’ eerste bundel, Die soeklig (1944), als haar tweede bundel, Mure van die hart (1948), werden positief ontvangen. Maar daarna bleef het bijna 25 jaar stil, tot Kirsch in 1972 haar literaire comeback maakte. Tussen 1972 en 1983 zouden er nog eens vijf bundels van haar hand verschijnen.

De voornaamste oorzaak van Kirsch’ lange zwijgen is dat ze in 1948 naar Israël was geëmigreerd. Dit gegeven maakt Kirsch tot een interessant onderzoeksobject voor de Zuid-Afrikaanse Egonne Roth. Zij was in 2002 ook naar Israël verhuisd. Omdat ze regelmatig tussen beide landen heen en weer reisde, was Roth ideaal gepositioneerd om een biografie over Kirsch te schrijven. Nadat ze in 2016 aan de Bar-Ilan Universiteit in Ramat Gan, Israël, op een proefschrift over Kirsch’ leven was gepromoveerd, verscheen in 2018 bij de Zuid-Afrikaanse uitgeverij Naledi de handelseditie, Olga Kirsch: ’n Lewe in gedigte.


Joodse migranten in Zuid-Afrika

Er zijn nog meer redenen waarom Roth een sterke affiniteit met Kirsch voelt. Kirsch’ vader was een Joodse immigrant uit Litouwen die de Russische pogroms was ontvlucht. Roths vader kwam naar Zuid-Afrika nadat hij als halve Jood in Berlijn de Tweede Wereldoorlog had overleefd. Beide vaders spraken niet graag over het verleden. En Roth is net als Kirsch groot geworden in een klein dorpje op het Zuid-Afrikaanse platteland. Hoewel ze in de Kaap is opgegroeid, heeft ze in haar latere leven zelfs nog twee jaar in de omgeving van Koppies gewoond, het Vrystaatse dorp waar Kirsch vandaan kwam. Roth begrijpt Kirsch’ liefde voor het uitgestrekte Vrystaatse landschap, dat een centrale plaats in haar poëzie inneemt, dan ook precies.

Sam Kirsch, Olga’s vader, slaagde erin om vanuit het niets een klein handelsimperium op te zetten. Nadat hij in 1937, vijf dagen na Olga’s dertiende verjaardag, overleed, wist haar moeder, Eva, het familiefortuin nog uit te breiden.

In Olga’s opvoeding stonden onderwijs en cultuur centraal. Na haar middelbareschooltijd op het chique Eunice Girls High in Bloemfontein wilde Olga gaan studeren aan de Universiteit van de Witwatersrand in Johannesburg. Daarom besloot Eva in 1943 met haar vijf kinderen Koppies te verlaten en naar Johannesburg te trekken. Daar behoorden ze tot de gegoede burgerij. In Johannesburg bewoog Olga zich in dezelfde kringen als Nadine Gordimer, die in 1991 onderscheiden zou worden met de Nobelprijs voor de Literatuur, en Ruth First, de antiapartheidsactiviste die in 1982 in Maputo door een bombrief afkomstig van de Zuid-Afrikaanse regering om het leven zou worden gebracht.

Kirsch zat nog op de universiteit toen Die soeklig uitkwam. ‘Er waren heel wat conflicten rond die eerste bundel’, vertelt Roth. ‘Vanaf de jaren dertig was het antisemitisme in Zuid-Afrika sterk in opkomst. Eva was bang dat iedereen onmiddellijk aan de naam Olga Kirsch zou kunnen zien dat de schrijfster van Oost-Europese en Joodse afkomst was. Daardoor zou het boek volgens haar gedoemd zijn te mislukken. Maar Olga hield voet bij stuk. Dat was voor die tijd en gezien alles wat er op dat moment in Zuid-Afrika en de wereld gebeurde een enorm dappere keuze. Maar ze had gelijk. Ze was niet bereid om het Joodse deel van haar identiteit te verloochenen.’

Net als Ruth First, met wie ze bevriend was, was Olga tegen de apartheid. Haar tweede bundel, Mure van die hart, bevat enkele protestgedichten die de belangstelling van de veiligheidspolitie wekten. Toch zou ze nooit een activist worden. ‘Het lag niet in Olga’s aard om de barricades op te gaan’, zegt Roth. Maar als Israël in mei 1948 de onafhankelijkheid uitroept en in Zuid-Afrika minder dan een maand later de Nasionale Party aan de macht komt, waarmee apartheid het officiële regeringsbeleid werd, is voor Kirsch de keuze snel gemaakt.


blokhuis

Die fondamente van die fort was vrees,

haat het die deure een vir een gesluit.

Nou loer die bouer deur ’n skietgat uit

en durf die muurskrif agter hom nie lees.

(Uit: Mure van die hart, 1948)


Het Weizmann Instituut

Olga was pas 24 jaar oud toen ze in november 1948 in haar eentje de drie dagen durende reis ondernam. Haar ideaal was om in een kibboets te gaan wonen. Maar het primitieve leven in de kibboets viel niet mee na haar comfortabele bestaan in Johannesburg. De woonkwartieren lagen half verscholen in de heuvels vanwege aanvallen door rondtrekkende groepen Bedoeïenen. Toevallig was het ook nog eens de natste winter sinds jaren en alles ging schuil onder een laag modder.

Gelukkig was ze vóór ze naar de kibboets afreisde nog snel even voor een sollicitatiegesprek langsgegaan bij het Weizmann Instituut van Wetenschappen, een prestigieus onderzoeksinstituut in Rehovot, zo’n 20 kilometer ten zuiden van Tel-Aviv. Roth: ‘De man met wie ze dat gesprek had, zei dat hij haar geen baan wilde aanbieden, maar wel een huwelijk. Joe Gillis was verliefd op Olga vanaf die eerste ontmoeting tot aan de dag van zijn dood. En drie maanden later kwam hij haar ophalen bij de kibboets.’

Vanaf 1949 tot haar dood in 1997 zou Olga op de campus van het Weizmann Instituut blijven wonen. Een luxueuze omgeving met moderne architectuur en fraaie parken. ‘Het Weizmann Instituut was een wereld op zichzelf’, zegt Roth, ‘in dié tijd nog meer dan nu. Iedere wetenschapper daar behoorde tot de internationale top. Je kunt wel stellen dat Olga in haar eigen Israël woonde: een exclusieve wereld van het intellect.’


Het Israëlisch-Palestijnse conflict

Dit interview vond plaats enkele dagen voordat het geweld tussen het Israëlische leger en militante Palestijnen in mei 2021 weer oplaaide. Roth schrijft in haar biografie dat Kirsch na de Zesdaagse Oorlog in juni 1967 weliswaar verheugd was dat Israël gewonnen had, maar niet kon delen in de collectieve euforie. ‘Sy het nooit van haar Sionistiese oortuigings afstand gedoen nie, maar wel die metodes begin bevraagteken wat toegepas word om die veiligheid van die staat te verseker.’

Ondanks haar pacifistische inslag sprak Kirsch zich vrijwel nooit publiekelijk uit over het Israëlisch-Palestijnse conflict. Roth wijt dat niet alleen aan Kirsch’ terughoudendheid in politieke zaken die we ook in Zuid-Afrika al zagen. Haar man was de Engelsman Joseph Gillis, een wiskundige die tijdens de Tweede Wereldoorlog in Bletchley Park als codebreker voor de Britse inlichtingendienst had gewerkt. In Israël werkte professor Gillis behalve voor het Weizmann Instituut tot enkele maanden voor zijn dood ook voor het ministerie van Defensie. Hoewel ze geen officieel bewijs heeft kunnen vinden, is Roth ervan overtuigd dat Gillis ‘op het hoogste niveau’ betrokken was bij kwesties die de staatsveiligheid betroffen. Door haar huwelijk met Joe wist Olga Kirsch meer dan de meeste burgers. Maar, als ze het al gewild had, maakte dat het voor haar ook moeilijker om zich uit te spreken.


Onbekende bronnen

Het was de bekende literatuurgeschiedschrijver en biograaf J.C. Kannemeyer die Roth in 2010 op het idee bracht om een biografie over Kirsch te schrijven. Binnen twee jaar wist ze een schat aan onbekend materiaal op te sporen. Olga’s jongere zus Janette bleek het manuscript te bezitten van het lange epische gedicht Nevertheless, waarvan een deel in een Amerikaans tijdschrift was gepubliceerd. In Zuid-Afrika wist men wel vaagweg van het bestaan ervan, maar niemand had het ooit gezien. Daarnaast bleken haar dochters dozen uit hun moeders boedel te hebben die ze nog nooit hadden opengemaakt. In totaal ontdekte Roth 120 tot 130 nieuwe, hoofdzakelijk Engelstalige gedichten van Kirsch.

‘Het bleek helemaal niet waar dat Kirsch bijna 25 jaar heeft gezwegen’, zegt Roth. ‘Ze ging in deze jaren door met schrijven, maar dan in het Engels. De reden waarom een deel van Nevertheless in de Verenigde Staten is gepubliceerd, is dat het in die tijd in Israël onmogelijk was om een Engelse tekst te publiceren. Je schreef in het Hebreeuws óf je gaf je werk elders uit. Begrijpelijk voor een land dat zijn eigen cultuur en een nieuwe taal wil vestigen. In dat opzicht lijkt de geschiedenis van het moderne Hebreeuws een beetje op die van het Afrikaans. Beide talen zijn ook in dezelfde tijd ontstaan.’

Tijdens Olga Kirsch’ kinderjaren in Koppies werd er thuis Engels gesproken, op school Afrikaans en in de synagoge klassiek Hebreeuws. In Israël bleef haar huistaal Engels. Daarnaast vond ze het belangrijk om vloeiend modern Hebreeuws te leren, de officiële landstaal. Het feit dat ze meerdere talen beheerste en ook in meerdere talen poëzie schreef, maakt Olga Kirsch volgens Roth interessant voor het hedendaagse meertalige en multiculturele Zuid-Afrika. Daarnaast is Kirsch volgens Roth de belangrijkste Joodse stem in de Afrikaanstalige literatuur.

Na het verschijnen van haar eerste bundel in 1944 was Kirsch bevriend geraakt met die andere Afrikaanse dichteres, Elisabeth Eybers. Eybers zou in 1961 naar Nederland emigreren, maar altijd in het Afrikaans blijven schrijven. Voor de gereserveerde Kirsch was de vriendschap met Eybers misschien wel de meest intieme in haar leven. De vrouwen onderhielden jarenlang een uiterst persoonlijke correspondentie. Ze spraken af om elkaars brieven te vernietigen, en zo gebeurde. Roth: ‘Aan Kirsch’ kant zijn er hooguit twee of drie brieven van Eybers bewaard gebleven die toevallig tussen andere papieren verzeild waren geraakt.’ 


Olga Kirsch en Elisabeth Eybers


Inwijding van het Taalmonument

Tussen 1948 en 1972 publiceerde Kirsch slechts enkele Afrikaanse gedichten. Maar vanaf 1972 brak er opnieuw een vruchtbare periode aan: tot 1983 zouden er vijf nieuwe bundels van haar hand verschijnen. Tegen het eind van deze periode begon ze echter ook weer in het Engels te schrijven, én in het Hebreeuws. De gedichten gingen soms over soortgelijke thema’s, maar het waren geen vertalingen. ‘Kirsch experimenteerde’, vertelt Roth, ‘ze onderzocht in welke taal ze zich het prettigst voelde. Maar na de desastreuze ontvangst van haar laatste bundel, Ruie tuin (1983), moet ze zich afgevraagd hebben waarom ze nog zoveel moeite deed. Een recensent schreef dat het leek alsof ze geen zin meer had gehad om de gedichten te redigeren, en ik denk dat hij gelijk had. Ze was gewoon haar drang om in het Afrikaans te publiceren kwijtgeraakt.’

We hebben al gezien dat Kirsch zich als het erop aan kwam telkens op de vlakte hield, met name wat de apartheid betreft en het Israëlische optreden in het conflict met de Palestijnen. Een problematische gebeurtenis is wanneer Kirsch ingaat op een uitnodiging om aanwezig te zijn bij de inwijding van het Afrikaanse Taalmonument in Paarl in oktober 1975. Ze werd als een beroemdheid onthaald en overal waar ze kwam werd ze door de media gevolgd. Kirsch moet beseft hebben dat de aandacht voor haar persoon een politieke lading had, want ze liet vooraf niemand weten dat ze zou komen, zodat er ook geen discussie over kon ontstaan. Volgens Roth had Joe Gillis Kirsch al vroeg in hun relatie te kennen gegeven dat hij niet geïnteresseerd was om naar Zuid-Afrika te gaan. Maar Kirsch wilde graag haar geboorteland bezoeken, en toen de kans zich voordeed, greep ze die met beide handen aan. ‘Daar kwam bij dat ze het ook wel leuk vond om weer eens als een celebrity behandeld te worden’, zegt Roth. ‘In Israël was ze volslagen onbekend.’

Roth begrijpt dat sommigen zich storen aan Kirsch’ ogenschijnlijke gebrek aan ruggengraat. Zelf onthoudt ze zich van een oordeel. ‘Ik ben biograaf, geen criticus’, verduidelijkt ze. ‘Het was háár leven, niet het mijne. Ze had geen behoefte om een strijd te strijden die niet de hare was, en dat deed ze dus ook niet. Ik heb er wel mijn vraagtekens bij, maar nu ja.’

In ieder geval voelde Kirsch volgens Roth geen bijzondere loyaliteit jegens het Afrikaner volk. ‘Ze had op school Afrikaans geleerd en ze hield van Afrikaanse literatuur, maar dat was ook waar haar Afrikaans-zijn ophield. Haar verbintenis met Zuid-Afrika heeft veel meer te maken met haar liefde voor het weidse Vrystaatse landschap. Dat was cruciaal in haar leven, in haar verbeelding, haar schrijven, haar creativiteit.’


Eigentijds antisemitisme

Roth wilde aanvankelijk aan een Zuid-Afrikaanse universiteit promoveren op haar biografie over Kirsch. Maar volgens haar had haar beoogde promotor bezwaar tegen haar aandacht voor antisemitisme in Zuid-Afrika en de focus op het Joodse element in Olga’s identiteit. Daarom is ze uiteindelijk aan een Israëlische universiteit gepromoveerd.

Maar toen ze klaar was met haar onderzoek, adviseerde een van haar begeleiders, David Attwell van de Universiteit van York, om een uitgever in Zuid-Afrika te zoeken. Roth: ‘Ik heb toen meerdere gevestigde uitgeverijen in Zuid-Afrika benaderd. Het antwoord kwam meestal al binnen een paar uur. Ze namen niet eens de moeite om naar het manuscript te kijken. Er is in Zuid-Afrika geen markt voor Olga Kirsch, kreeg ik te horen. Ik neem aan dat de uitgevers een boek over Kirsch op dat moment politiek niet opportuun vonden. Alsof ze bang waren voor het antisemitisme onder hun lezers.’

Volgens Roth krijgt ze in Zuid-Afrika vaak te horen dat ze overdrijft en dat het met antisemitisme in de jaren dertig wel meeviel. ‘Nee, er was geen antisemitisme als je weigert om de swastika’s op de Joodse winkels te zien, of de winkels die bekogeld werden met flessen en stenen’, zegt ze verontwaardigd. ‘Maar ik kreeg zulke verhalen te horen van Joden én niet-Joden. Het kwam vooral voor in de dorpen op het platteland. In de stad gebeuren bepaalde dingen soms op een iets andere manier.’

Het is te danken aan de dichter en vertaler Daniel Hugo, die zelf in 1994 ter gelegenheid van Kirsch’ zeventigste verjaardag de bloemlezing Nou spreek ek weer bekendes aan samenstelde, dat Roths biografie alsnog een Zuid-Afrikaanse uitgever heeft gevonden.

Roth vervolgt: ‘Het is een aanklacht tegen deze tijd en tegen de westerse samenleving dat Joden in landen als Frankrijk, Duitsland én Nederland het nog steeds nodig vinden om zich te beveiligen. En denk aan de vluchtelingen die aan de grenzen van Europa staan. Denk aan de ommuurde woonwijken in Zuid-Afrika. We zitten nog steeds, zoals Olga in 1948 schreef, “opgesloten tussen muren van haat”.’


Egonne Roth, Olga Kirsch. ’n Lewe in gedigte. Uit het Engels vertaald door Daniel Hugo. Naledi, 2018. ISBN: ISBN 9781928426301, R 275.

Egonne Roth, Olga Kirsch. A life in poetry. Naledi, 2020. Boek: ISBN: 9781928426301, R 275. E-boek: ISBN e-9781928518976, R 120.

Ook verschenen: Olga Kirsch: her English poetry. Introduction: Antjie Krog. [Selection by Egonne Roth]. Naledi, 2020. ISBN: 9781928518334, R275. E-boek: ISBN e-9781928518976.


Dit artikel is in mei 2021 verschenen in Spectrum, het online platform van het Zuid-Afrikahuis in Amsterdam.