maandag 29 november 2021

Annemarié van Niekerk: ‘Het was een moment om elkaar genadig te zijn’

Een ‘memoir’ over ‘liefde en geweld in Zuid-Afrika’. In Om het hart terug te brengen keert Annemarié van Niekerk vanuit Nederland terug naar haar geboorteland, nadat vrienden van haar tijdens een overval op hun boerderij zijn vermoord. De reis roept bij de schrijfster herinneringen op aan haar eigen verleden, haar vader, een overtuigde Afrikaner-nationalist, en aan haar vroegere geliefde, een zwarte intellectueel en activist. 

 

Om het hart terug te brengen begint op 15 augustus 2015, met de moord op jouw goede vriend Ruben Gouws en zijn bejaarde moeder, tannie Hermien, op een boerderij in de Oostkaap. Wat voor mensen waren Ruben en Hermien?

Ik leerde Ruben kennen in 1986, toen ik een baan kreeg aan de universiteit van Umtata (nu Mthatha), de hoofdstad van het destijdse thuisland Transkei. Ik woonde in Efata, even buiten Umtata, en Ruben was mijn buurman. Ik was pas 24 en alles was nieuw. In die tijd was Ruben een grote steun voor me en we werden al gauw hechte vrienden.

In Efata werkte Ruben op een school voor dove en blinde kinderen. Na de dood van zijn vader in 1996 keerde hij terug naar Pinevale, de boerderij van zijn familie in de buurt van het gehucht Ida, om dichter bij zijn moeder Hermien te zijn. Gelukkig kwam er toen juist een post als hoofd van het plaatselijke schooltje vrij. Rubens hele leven draaide om die school. Hij had alles over voor zijn leerlingen, die vrijwel allemaal uit arme gezinnen kwamen. Hij wilde dat zij later een beter leven zouden krijgen. Daarom heeft hij het schooltje, dat vroeger alleen uit een paar klassen basisonderwijs bestond, uitgebreid met een afdeling voor middelbaar onderwijs. Voortaan konden de leerlingen er zelfs eindexamen doen. Ruben was vrijgezel; het leek wel alsof zijn leerlingen de plaats innamen van de kinderen die hij nooit heeft gehad.

Ook Tannie Hermien was geliefd in de omgeving. Ruben en zijn moeder spraken allebei Xhosa en hadden goed contact met de lokale bevolking. Daarbij hadden ze op de boerderij een winkeltje. Je kunt wel zeggen dat zij de spil waren waar de plaatselijke gemeenschap om draaide.

 

Als je hoort dat Ruben en zijn moeder vermoord zijn, vertrek je onmiddellijk naar Zuid-Afrika. Rubens dood maakt allerlei herinneringen bij je los. Hij was jouw steun en toeverlaat in een ingrijpende periode in je leven. Maar alvorens je aan dié herinneringen toekomt, moet je eerst nóg verder terug in de tijd, naar je kinderjaren. In wat voor gezin ben je opgegroeid, wat voor man was je vader en hoe was jullie relatie tót 1986, toen je naar Umtata verhuisde? 

Mijn vader was professor Bedrijfseconomie aan de Universiteit van Port Elizabeth (nu: Nelson Mandela Metropolitaanse Universiteit). Ik kom uit een conservatief Afrikaner gezin. Maar het was wel een intellectuele omgeving; er bestond bij ons thuis een grote liefde voor cultuur en literatuur.

Mijn ouders waren vóór de apartheid. Mijn vader was zelfs lid van de Afrikaner Broederbond; maar omdat de Broederbond een geheime organisatie was, werd daar nooit over gepraat. Mijn vader was een man van het oude stempel. Hij geloofde in discipline, en lijfstraf hoorde daarbij. Omdat ik nogal rebels was, kreeg ik er regelmatig van langs. Het maakte me alleen maar opstandiger tegen zijn regime.

Toch was mijn vader ook ontzettend liefdevol. We groeiden op met het idee van allerlei soorten gevaar: het Zwarte Gevaar, het Rode Gevaar, het Roomse Gevaar… Maar als mijn vader er was, voelde ik me altijd veilig. Mijn gevoelens tegenover hem waren ambivalent. Aan de ene kant wilde ik tegen hem rebelleren, maar tegelijkertijd wist ik als kind niet of ik de gevaren van de wereld zonder hem zou kunnen trotseren.

Het boek is gestructureerd rondom drie reizen. De eerste is de autorit met mijn vader van mijn geboortestad Port Elizabeth (nu Gqeberha) naar Umtata. Hij bracht me weg; hij zat ook letterlijk achter het stuur, tot op het laatste moment wilde hij mijn leven ‘sturen’. Maar hij wilde me ook zo lang mogelijk beschermen. Voor mij symboliseert die rit de overgang van mijn oude wereld naar een nieuwe wereld waar ik mezelf ontdek en mijn visie verbreed; waar ik leer, waar ik lees, waar ik ontdek dat mijn land anders is dan ik tot dan toe dacht.

 

Het lijkt alsof het leven in Transkei vrijer is dan in Zuid-Afrika. Maar is dat ook zo? Hoe zat de relatie tussen Zuid-Afrika en de thuislanden destijds in elkaar?

Transkei en Ciskei waren de thuislanden voor de Xhosa. In Zuid-Afrika werden ze alleen toegelaten als ze een werkvergunning hadden. De thuislanden waren dus bedoeld om zwarten zoveel mogelijk uit Zuid-Afrika te weren. In Transkei heerste er geen ‘kleine’ apartheid; wit en zwart woonden er door elkaar. Dat was voor mij bevrijdend. Toch werd het land nog steeds gerund vanuit Pretoria; het was een marionettenstaat van het apartheidsregime. Ook de Zuid-Afrikaanse veiligheidspolitie was er actief. Zíj hielden mijn vader op de hoogte van mijn activiteiten en mijn betrokkenheid bij de antiapartheidsstrijd. Hij vond het natuurlijk vreselijk om dat te horen en het veroorzaakte een conflict tussen ons dat jaren zou duren. 

 

In Umtata krijg je een relatie met een zwarte collega, Denzel. Hoe reageerde je vader daarop?

Mijn vader deed alles in zijn vermogen om Denzel en mij uit elkaar te drijven. Hij gaf me het gevoel dat ik immoreel was en dat ik mezelf, mijn familie en mijn volk verraadde. Hij hield me voor dat ik mijn toekomst vergooide en schreef me tientallen brieven die me elke keer van streek brachten. Het was een moeilijke tijd. Ik had altijd zijn goedkeuring gezocht, en nu stelde ik hem teleur. Ik voelde me een mislukking. Je gaat aan alles twijfelen. Maar tegelijkertijd wilde ik vasthouden aan mijn overtuiging.

Ik putte kracht uit mijn relatie met Denzel. We hadden niet alleen een gepassioneerde liefdesrelatie, maar we deelden ook onze interesse voor bijvoorbeeld kunst en literatuur. Daarnaast was Denzel voor mij een begeleider op mijn reis naar politieke bewustwording. Als we samen in Zuid-Afrika waren, kon ik zien wat de apartheidswetten voor hém betekenden. We konden niet zomaar samen naar een restaurant of samen in zee zwemmen, en als we hand in hand liepen, kregen we nare dingen toegesnauwd. Voor het eerst voelde ik zelf hoe vernederend en mensonterend het systeem voor zwarte mensen was. Onze relatie werd daardoor voor mij mettertijd meer dan alleen een liefdesrelatie. Ik wilde mezelf, mijn vader en de rest van de wereld bewijzen dat zo’n relatie mogelijk was. Dat werd haast een doel op zich. Toen de relatie zich later tegen mij keerde, bleef ik er veel langer in hangen dan ik anders zou hebben gedaan.

 

Op een gegeven moment begint Denzel jou te mishandelen. Hoe verklaar je zijn agressiviteit?

We brachten allebei ons eigen verleden en onze eigen positie in het verhaal van Zuid-Afrika mee. Die achtergrond bepaalt niet alleen hoe je jezelf ziet, maar ook hoe de ander je ziet. Voor Denzel bleef ik altijd een vertegenwoordiger van het Afrikaner volk. Dat is begrijpelijk. Veel van mijn familieleden waren pro apartheid, en toch hield ik van ze. Denzel moet dat als verraad hebben ervaren. Vanaf het begin koesterde hij een enorme woede tegen witte mensen in het algemeen en tegen Afrikaners in het bijzonder. Het was makkelijk om zijn woede op mij af te reageren. Daar kwam nog bij dat die transitiefase, eind jaren tachtig, vroeg jaren negentig, sowieso een ontzettend gewelddadige tijd was. Het leek wel alsof wat buiten gebeurde, oversloeg naar onze huiselijke sfeer. Alles stond in het teken van geweld.

 

Samen belanden jullie in een opwindend milieu van schrijvers en intellectuelen, activisten en teruggekeerde ballingen. Je maakt een praatje met Nelson Mandela, en Nadine Gordimer, die juist in die tijd haar Nobelprijs krijgt, is de wijze raadgever binnen jullie vriendenkring. Op een dag richt Denzels woede zich ook tegen vrienden die het voor je opnemen. Maar als zij aangifte doen en het tot een rechtszaak komt, kies jij zíjn kant. Kun je uitleggen waarom jij zelf geen aangifte tegen hem deed en waarom het zolang duurde voor je bij hem wegging?

Ik heb daar lang mee geworsteld. Die mensen wilden mij helpen! Wat een belangrijke invloed heeft gehad op mijn besluit, is dat ik toen pas de roman Mating Birds van Lewis Nkosi had gelezen. Dat boek gaat over de relatie tussen een witte vrouw, Veronica, en een zwarte man, Ndi. Ze zien elkaar voor het eerst op het strand van Durban, tijdens de apartheid. Ze zijn geïntrigeerd door elkaar, maar er is ook sprake van een fascinatie met het vreemde en het verbodene, een fascinatie met een dreigende ondertoon. Er vindt seksueel contact plaats, maar daarna klaagt Veronica Ndi aan voor verkrachting. Tijdens de rechtszaak kijkt Ndi vanuit de beklaagdenbank in Veronica’s richting. Hij wordt verblind door het binnenvallende licht, waardoor hij alleen een ‘waas van witheid’ kan zien. Dat beeld geeft me nog steeds koude rillingen. Ik wilde niet die vrouw in een ‘waas van witheid’ zijn, de witte vrouw, aanklager van een zwarte man, in een apartheidsrechtbank. De Washington Post noemde Mating Birds destijds een van de beste romans over ‘de verschrikkelijke misvorming van de liefde in Zuid-Afrika.’ Zo was het voor Denzel en mij ook. Onze liefde werd misvormd.

 

Welk advies zou je een vrouw geven die zich nú – in het Zuid-Afrika of Nederland van vandaag – in een gewelddadige verhouding bevindt?

Ik zat in een verschrikkelijke tweestrijd. Ik was tegen de apartheid en tegen racisme, maar ik was ook een feminist. Die twee gezindheden streden om de overhand. Achteraf gezien ben ik hopeloos te lang in de relatie met Denzel blijven hangen.

Ik zal iedereen in een soortgelijke situatie aanraden zo gauw mogelijk weg te gaan. De kans is groot dat zo iemand nooit verandert. Ik vind wel dat je iemand een laatste kans moet geven. Die kans moet helder en duidelijk geformuleerd worden, en ook de consequenties, en als het dan weer gebeurt, moet je je houden aan je besluit.

 

De moordenaars van Ruben en Hermien worden al snel gearresteerd. Het zijn drie jonge mannen uit de omgeving; twee van hen hebben nog bij Ruben in de klas gezeten. Je distantieert je in het boek nadrukkelijk van de mythe van een ‘witte genocide’. Hoe verklaar jij wat er gebeurd is?

De dood van Ruben en Hermien geldt als een zogenaamde ‘plaasmoord’. Ik heb me jarenlang niet willen inlaten met de discussie over ‘plaasmoorde’. Die discussie wordt vaak gekaapt door rechtse stemmen. Maar toen het geweld zo dichtbij kwam, wist ik instinctief dat ik terug moest gaan. Niet alleen om de begrafenis bij te wonen en afscheid te nemen van de boerderij waar ik vaak gelogeerd heb, het huis waar de moorden zijn gepleegd. Maar ook omdat het tijd werd dat ik mezelf bepaalde vragen ging stellen. Waarom blijft dit prachtige land gegijzeld door geweld? Hoe is het zo geworden? Wat zijn de feiten? En hoe is mijn eigen verhaal daarmee verbonden?

Ik ben in mijn eentje met een klein autootje van Port Elizabeth naar Ida gereden. Onderweg liet ik het landschap op me inwerken en luisterde ik naar de verhalen van de mensen die ik tegenkwam. Ik verdiepte me in onze familiegeschiedenis en in de geschiedenis van het land, en ik begon allerlei wetenschappelijke studies over geweld in de samenleving te lezen.

Ik ga hier in mijn boek uitvoeriger op in. Ik kwam tot de conclusie dat het geweld in Zuid-Afrika vooral te maken heeft met de grote en voor iedereen zichtbare socio-economische verschillen in het land. Zolang de kloof tussen arm en rijk standhoudt, blijft het geweld in de vezels van de samenleving zitten.

Ik kreeg ook een beter inzicht in de omstandigheden die mensen ertoe kunnen brengen geweldsmisdrijven te plegen. De jonge mannen die Ruben en tannie Hermien vermoordden, kwamen uit verschrikkelijke armoede, uit gebroken gezinnen, ze misten de stabiliserende invloed van een ouderfiguur. Daardoor hadden ze niet alleen niet geleerd empathie met andere mensen te voelen; ze hadden zelfs allerlei emotionele blokkades ontwikkeld. Voor mij zijn deze jongens daarom in zekere zin óók slachtoffers.

Veel mensen met wie ik sprak, delen deze visie. De familie van Ruben en Tannie Hermien, de familie Gouws, is al meerdere keren het slachtoffer geweest van geweldsmisdrijven. Het verraste me dat zij het geweld ook zagen als iets waarvoor de maatschappij medeverantwoordelijk is. Het is onvoorstelbaar hoe vergevensgezind ze zijn. Hoewel er ook familieleden zijn die meer rechts zijn en die na deze incidenten naar Orania zijn verhuisd. Zo’n gebeurtenis roept een wijd spectrum aan reacties op.

 

Je noemt je boek een ‘memoir’, ‘faction’ en ‘autofictie’. Kun je uitleggen hoe je met de feiten bent omgegaan?

Naast mijn eigen herinneringen en de al genoemde bronnen heb ik ook veel gepraat met mensen die in een bepaalde periode een rol in mijn leven hebben gespeeld. Ik wilde weten hoe zij zich een en ander herinnerden en dan vergeleek ik hun herinneringen met die van mij. Bij zo’n boek werk je met historische feiten, maar ook met herinneringen. Er wordt wel gezegd dat alles wat door het geheugen gefilterd wordt, uiteindelijk fictie is.

Ik heb de meeste mensen die in het boek voorkomen gevraagd of ik hun namen mocht gebruiken. De mensen die destijds bij de rechtszaak tegen Denzel betrokken waren, wilden bijvoorbeeld anoniem blijven. Die heb ik andere namen gegeven. Ook rondom ‘Denzel’ heb ik de gegevens veranderd. Mijn zusters heb ik het boek vooraf laten lezen. Dat vond ik belangrijk, want het gaat over ons gezin. Als zij zeiden dat zij zich een bepaalde situatie anders herinnerden, heb ik die passage soms aangepast.

 

Heb je bij het schrijven bepaalde boeken als voorbeeld voor ogen gehad?

Een boek dat een grote invloed op me heeft gehad, is In Cold Blood van Truman Capote. Ik heb dat boek twee of drie keer gelezen en ook de drie films gekeken die erop zijn gebaseerd. Ik denk dat Capotes invloed vooral zichtbaar is in de manier waarop ik het boek begin.

Verder is er een bepaalde scène uit De schooldagen van Jezus van J.M. Coetzee die me aan het denken heeft gezet toen ik worstelde met schuldgevoelens over het aandeel van ‘mijn mensen’ in het ontstaan van zo’n ongelijk en daarom ook gewelddadig land. In die scène staat Dmitri voor de rechtbank nadat hij een moord heeft gepleegd. De rechter vraagt hem wie hij is en of hij schuldig is. Na zijn schuldbetuiging blijft de rechter aandringen: ‘Dat is niet genoeg, Dmitri, niet genoeg.’ En dan: ‘Ik vraag u opnieuw dringend: verklaar u nader.’ Mijn boek is gebouwd rond die vragen: wie ben je, waar kom je vandaan, verklaar jezelf nader. Het is te makkelijk om alleen te zeggen dat je schuldig bent en het daarbij te laten. Je moet verklaren wat je aandeel is, verantwoordelijkheid nemen, hoe moeilijk dat ook is.

 

Hebben je vader en jij het conflict later bijgelegd?

Toen Denzel en ik uit elkaar waren, hebben mijn vader en ik er nooit meer over gepraat. Het was alsof het nooit was gebeurd. Mijn vader heeft Denzels naam nooit over zijn lippen kunnen krijgen. Hij had het alleen maar over ‘die man’, en dan leek het alsof hij het over de duivel zelf had. Tegen het einde van zijn leven kreeg mijn vader een hersenbloeding en werd hij bedlegerig. Hij had moeite met praten en we wisten niet zeker wat hij zich nog herinnerde. Op een dag pakte hij mijn hand en zei: ‘Ik was een slechte vader voor je.’ Toen vermoedde ik dat hij het, naast andere dingen, misschien ook over de situatie met Denzel had. Ik besefte dat dit niet het moment was om hem verwijten te maken. Discussie was niet meer mogelijk. Ik heb hem alleen maar gestreeld en gezegd: ‘Pa was die beste pa ooit.’ We hadden allebei tranen in onze ogen. Het was een moment, niet zozeer om elkaar te vergeven, maar om elkaar genadig te zijn.

 

‘Om het hart terug te brengen’ (of: ‘… weer tot leven te brengen’) is de betekenis van ‘motlepelo’, de Sotho-naam voor een geneeskrachtige struik die onder meer helpt tegen angst en depressie. Welk effect hoop je dat dit boek op de lezers zal hebben?

Ik hoop dat het boek de lezer een beter begrip geeft van de complexe geschiedenis van Zuid-Afrika en van hoe ingewikkeld de situatie in het land nog steeds is. Hoe moeilijk het is om het hart van ons land weer tot leven te brengen, maar ook hoe hard we het blijven proberen. Met de overgang naar democratie had iedereen de mond vol van de ‘regenboognatie’ en ‘ubuntu’. Dat was een vorm van wensdenken die meer schade heeft gedaan dan goed. Er ontstond het idee dat die overgang makkelijk zou zijn, maar dat was het niet. De mensen in Zuid-Afrika willen vrede, ze willen samen optrekken. Maar toch zijn er nog zoveel problemen die overwonnen moeten worden. Daarvan zijn ongelijkheid, armoede, corruptie en geweld het ergst.

 

Heeft het schrijven van het boek jou geholpen met verwerken?

Voor mijzelf was het boek beslist therapeutisch. Het was moeilijk om te schrijven. Vooral als het over mijzelf en Denzel ging, had ik fysieke symptomen als misselijkheid en buikpijn. Ik heb dat deel tot het laatst uitgesteld. Toen de tijd begon te dringen, móest ik wel. Het is voor mij zeker een manier geweest om alles van me af te schrijven en het verleden af te sluiten. Door het boek heb ik niet zozeer het gevoel dat er iets goed is gekomen, maar wel dat ik het verleden onder ogen heb gezien en het in een zekere zin heb afgehandeld.

 

§  Annemarié van Niekerk, Om het hart terug te brengen. Amsterdam: Atlas Contact, 2021. ISBN9789045032030. Geïllustreerd, 448 p., €24,99.


(Dit interview is in oktober 2021 verschenen op Spectrum, het online platform van het Zuid-Afrikahuis Amsterdam.)


google.com, pub-8740733496365383, DIRECT, f08c47fec0942fa0







(