woensdag 17 juni 2020

Interview met Marguerite Poland: 'Het is neerbuigend om een taal slecht te spreken'


(Dit interview werd gehouden in maart 2014.)

Marguerite Poland
(foto: Greaves Photograpy, Grahamstown)
De historische roman Schimmenspel van de Zuid-Afrikaanse schrijfster Marguerite Poland speelt zich af in de Oost-Kaap, een gebied dat ongeveer 800 km ten oosten van Kaapstad begint. De Oost-Kaap is van oudsher het terrein van de Xhosa, de stam waartoe Nelson Mandela behoorde. Eind negentiende eeuw, de tijd waarin Schimmenspel zich afspeelt, woonden er in de Oost-Kaap naast Xhosa vooral Britten – nazaten van de zogenaamde ‘1820 Settlers’ – die hier een ‘little England in the veld’ probeerden te vestigen.
Schimmenspel gaat over een Engelse zendeling op een afgelegen missiepost, die samen met zijn gezin niet alleen het evangelie onder de Xhosa wil verbreiden, maar hen ook een stukje Europese beschaving wil brengen. Soms leidt dit tot botsingen tussen de twee culturen. Maar naarmate het gezin langer in Afrika woont, begint de herinnering aan de strenge Victoriaanse samenleving te vervagen en worden de zendeling en zijn gezinsleden op hun beurt in meer of mindere mate gevormd door de Xhosa met wie ze in aanraking komen.

Zending en imperialisme
Nu, ruim honderd jaar later, is de Oost-Kaap één van de armste provincies van Zuid-Afrika, met een gemiddeld jaarinkomen van minder dan € 5000 per gezin. Maar eind negentiende eeuw kende de bevolking van het gebied volgens schrijfster Marguerite Poland perioden van grote welvaart. De Britse koloniale autoriteiten moesten zelfs hun best doen om de landbouw in het gebied wat af te remmen, omdat de zwarte boeren er zo warmpjes bij zaten dat ze geen zin hadden om alles op te geven en in de goud- en diamantmijnen in het noorden te gaan werken.
Rond de vorige eeuwwisseling kon de Oost-Kaap ook bogen op een aantal uitstekende colleges voor zwarte studenten, zoals Hilltown, Saint Matthews en Fort Hare. Het waren juist deze scholen die later een belangrijke kweekvijver zouden vormen voor de leiders van het verzet tegen de apartheid – niet alleen Nelson Mandela, maar bijvoorbeeld ook Robert Sobukwe, Oliver Tambo, Walter Sisulu, Govan Mbeki en Steve Biko. Veel van deze scholen waren opgezet door Britse zendelingen.
‘Het is een vraag waarover veel discussie bestaat’, vertelt Poland. ‘Waren de zendelingen dienstknechten van het Britse imperialisme, of wilden ze de bevolking een beter leven geven? In de praktijk waren beide het geval. Maar uit de research die ik voor mijn boeken doe, blijkt telkens weer dat de zendelingen door de koloniale machthebbers gebruikt werden om hun eigen doelen na te jagen. De schapenteelt was in opkomst, daar was veel weigrond voor nodig en dus wilden de kolonisten hun gebied steeds verder naar het oosten uitbreiden. Daar stuitten ze op de uitgestrekte chieftaincies van de Xhosa. Wij leerden op school nog dat daar destijds niemand woonde, maar dat is natuurlijk niet waar. Het is één van de vele voorbeelden van de manier waarop ons beeld van de geschiedenis vertekend werd. Tot op de dag van vandaag zitten we met enorme hiaten in onze geschiedschrijving – gebeurtenissen die altijd ontkend zijn en die nog steeds opgetekend moeten worden. Je zou verwachten dat we inmiddels wel weten wat er honderd jaar geleden is gebeurd, maar nee. Er moet nog veel onderzoek worden gedaan.’

Victoriaanse moraal
Het verhaal van Schimmenspel is Polands eigen familiegeschiedenis. ‘Frances is geïnspireerd op mijn overgrootmoeder. Zij heeft mémoires nagelaten die ze heeft geschreven toen ze al in de tachtig was. Onlangs heb ik vanuit Oxford vijfhonderd brieven ontvangen die zijn geschreven door háár vader en die dezelfde gebeurtenissen beschrijven. Als je die brieven ernaast legt, zie je dat ze het doorgaans bij het rechte eind had. Verder bevinden zich in de bibliotheek van Rhodes University in Grahamstown van die brievenboeken met carbonpapier en doorslag, waarin de hulppredikant van mijn betovergrootvader – Walter in het boek – iedere dag minutieus vastlegde wat er allemaal op de zendingspost gebeurde. Zonder die verslagen had ik dit boek nooit kunnen schrijven.’
Frances’ relaties met de mannen in haar leven, Walter en Victor, wordt bepaald door de uit Engeland overgewaaide Victoriaanse moraal. Ze raakt verloofd met haar stoere neef Victor, omdat dat nu eenmaal van haar wordt verwacht. Walter, daarentegen, is een wat sullige man die niet beantwoordt aan het contemporaine beeld van de ideale man. ‘Maar hij had een hart’, verdedigt Poland haar personage, ‘en hij had een ziel, hij had meegevoel…’
‘Het lijkt vreemd, die Victoriaanse cultuur zo diep in Afrika’, geeft Poland toe. ‘Maar uit mijn research kwam telkens weer naar voren dat men het leven van zijn kinderen totaal wilde afschermen. Misschien was men in Afrika nog wel voorzichtiger dan in Engeland zelf. Zo was er een zendeling die niet wilde dat zijn kinderen Xhosa zouden leren uit vrees dat ze iets onoirbaars te horen zouden krijgen. Terwijl niemand zich er druk over maakte wat de zwarte huisbedienden aan onoirbaars zouden opvangen van hun blanke meesters. Dat gebeurde constant. Maar de andere kant op was absoluut taboe.’

Afrika-talen
Zelf heeft Poland – fijngebouwd, zachte stem en every inch a lady – ook een degelijke Engelse opvoeding genoten. Haar wereldbeeld werd echter op zijn kop gezet toen ze besloot om inheemse talen te gaan studeren. ‘Het was totaal unfashionable’, herinnert ze zich. ‘Aan de Rhodes University in Grahamstown waren we met drie studenten, in Stellenbosch met twee. Maar dankzij mijn studie zal ik de wereld om mij heen nooit meer door een Engelse bril kunnen bezien. Als ik naar de sterren kijk, dan zie ik ze niet meer vanuit de Griekse mythologie; ze zijn Afrikaans. En als ik naar de vogels kijk, dan zie ik ze niet meer vanuit de Engelse mythologie; ze zijn Afrikaans. Het is alsof je een andere ziel krijgt.’
Poland is gepromoveerd op een onderzoek naar de manier waarop de Xhosa hun vee namen geven. Er klinkt niet alleen bewondering in haar stem door wanneer ze vertelt over de nauwkeurigheid waarmee de Xhosa de natuur waarnemen en in taal vastleggen, maar ook verwondering. ‘Stel je voor: je ziet een wit dier met zwarte vlekken’, zegt ze, ‘en dan noem je het “Ik ben de takken van de boom zachtjes tegen de hemel”. Ze betreurt het dat dit cultureel erfgoed in de moderne stedelijke samenleving verloren dreigt te gaan omdat de mens het contact met het landschap verliest.
De laatste tijd is Polands kennis van het Xhosa en het Zoeloe wat weggezakt. ‘Vroeger was ik er behoorlijk vlot in en het gaat me nog steeds redelijk af als ik in het veld ben om over koeien te praten. Maar ik bestudeer die talen nog steeds, en als ik ze in mijn schrijfwerk gebruik, dan moet elk detail kloppen. Het zijn talen met een uitgebreide woordenschat en met een verfijning en een rijkdom aan beelden die maar weinig mensen voor mogelijk houden. Het zou neerbuigend zijn om de taal slecht te spreken. Je hebt blanken die op het platteland zijn opgegroeid en die de taal van de streek spreken. Maar dan blijven ze toch steken in de taal van de baas, wat betekent dat ze hoofdzakelijk in de gebiedende wijs spreken, en dat zou niet zo moeten zijn.’
Als kind wilde Poland al inheemse talen leren, maar dat mocht niet. Toen ze pas was afgestudeerd, liep ze alle scholen af in de hoop dat ze ergens lessen Xhosa of Zoeloe mocht geven – desnoods gratis. ‘Eén van de schoolhoofden zei: “Maar waarom zou je dat willen?” “Omdat de meerderheid van de bevolking zwart is”, antwoordde ik. Hij keek me aan alsof ik gek was.’ Ook toen haar eigen kinderen naar school gingen, heeft ze zich beijveren voor extra taallessen. ‘Ik vind dat elk kind de kans moet krijgen om een Afrikaanse taal te leren’, zegt ze, ‘al was het maar uit respect voor en nieuwsgierigheid naar de ander. Als mensen merken dat je ze verstaat, kan er plotseling een gevoel van verbondenheid en respect ontstaan.’
Daar komt bij dat ze als schrijver heeft gemerkt dat het essentieel is om je te kunnen uitdrukken in je eigen taal, de taal waarin je je het meest thuisvoelt. ‘Daarom is meertaligheid zo belangrijk’, vindt Poland. Maar in Zuid-Afrika – een land met elf officiële talen – kiezen jonge zwarten steeds vaker voor het Engels. Poland begrijpt dat wel: ‘Het is een internationale taal en natuurlijk moeten ze die leren, want daarmee kun je je brood verdienen. Maar dat ze hun neus ophalen voor hun eigen taal, en dat die verloren dreigt te gaan, is tragisch.’

Schaduwen van het verleden
De ‘schimmen’ uit de titel van Polands roman (in het Engels: Shades) zijn een verwijzing naar het vooroudergeloof van de Xhosa. Met dit boek heeft Poland geprobeerd om rekenschap te geven van haar eigen voorouders en hun rol in de Zuid-Afrikaanse geschiedenis. In de eerste plaats de zendelingen, natuurlijk. Maar dan was er ook nog Victor, de zoon van haar bet-betovergrootvader de zendeling. De historische Victor was de eerste die op grote schaal zwarte boeren uit de Oost-Kaap ronselde om in het noorden in de mijnen te gaan werken. Dat maakte hem één van de grondleggers van het systeem van arbeidsmigratie, dat een verwoestend effect zou hebben op de structuur van de Zuid-Afrikaanse samenleving. Na het vertrek van de mannen moesten vrouwen, kinderen en bejaarden voortaan de akkers bewerken en het vee hoeden. Terwijl bestaande families uiteen werden gescheurd, vrouwen het zonder hun mannen moesten stellen en kinderen zonder hun vaders, sprongen er elders, als gevolg van de lange afstanden, nieuwe gezinnen op. ‘Het werd een chaos’, zucht Poland, ‘en dat is tot vandaag toe zo gebleven.’ Volgens Poland blijkt uit bronnen dat Victor een sympathieke en gerespecteerde man moet zijn geweest; hij was echter een product van het koloniale gedachtegoed van zijn tijd. ‘Tijdens het schrijven moest ik mijn eigen schimmen confronteren. De ongelooflijke armoede die nog steeds in de Oost-Kaap heerst, is deel van mijn erfenis. Om de architect van het arbeidsmigratiesysteem in je familie te hebben, is geen geringe last.’
Het is een opmerking waar, onbedoeld, het vooroudergeloof van de Xhosa in doorklinkt. ‘Traditioneel wonen de Xhosa in homesteads’, verduidelijkt Poland, ‘een groep hutten met grond die al generaties lang aan de familie behoort. Als je daar woont, dan betekent dat dat je afstamt van de mensen die daar vóór jou woonden en dat je hun eigenschappen heb geërfd. Om de schimmen van je voorouders te eren wil niet zeggen dat je ze aanbidt, maar dat je je bewust bent van je verbondenheid met hen. Het is een verbondenheid die ook de grond en het vee insluit. Ik vind dat een prachtige gedachte. Waarom zou je grootmoeder die er niet meer is, niet meer van je houden? Natuurlijk doet ze dat nog wel! Je bent deel van haar leven, of dat had je kunnen zijn. Dus wat met jou in jouw leven gebeurt, is belangrijk voor haar. Ik vind dat zoveel intiemer dan het idee dat er ergens daarbuiten een alwetende god is; waarom zou die meer om je geven dan je eigen familie? Die diepe continuïteit van gemeenschappelijkheid, van lang geleden tot nu – daar gaat voor mij op de één of andere manier een geweldige troost van uit. Ik houd van het idee dat de overgrootmoeder naar wie ik vernoemd ben en over wie ik in dit boek heb geschreven, dat weet en voelt.’

Marguerite Poland, Schimmenspel. Vertaling: Jetty Huisman. Zoetermeer: Uitgeverij Mozaïek. ISBN: 9789023994794. 480 pagina's. Prijs: € 23,50.

dinsdag 2 juni 2020

Familie als opdracht

(Deze recensie is op 28 april 2020 verschenen in Spectrum, het online tijdschrift van het Zuid-Afrikahuis in Amsterdam.)


Hij heeft hem nauwelijks gekend. Toch is Lukhanyo Calata trots op zijn vader. Fort Calata, een van de “Cradock Four”, stierf in 1985 als martelaar van de strijd tegen apartheid. Wilhelm Verwoerd was ook nog jong toen zijn grootvader in 1966 werd vermoord. Maar als “architect van de apartheid” stond Hendrik Verwoerd aan de verkeerde kant van de geschiedenis.

In twee vrijwel gelijktijdig verschenen publicaties onderzoeken Lukhanyo Calata en Wilhelm Verwoerd wat die bijzondere familieband betekent. De een werpt zich, net als zijn vader, op als leider van zijn gemeenschap. De ander worstelt met de vraag hoe hij het onrecht dat door zijn grootvader is aangericht, kan goedmaken.  




Op 27 juni 2016 luidde journalist Lukhanyo Calata in een open brief in The Cape Argus de noodklok over misstanden bij de SABC. De Zuid-Afrikaanse staatsoproep ging gebukt onder het schrikbewind van Hlaudi Motsoeneng, een handlanger van de corrupte president Jacob Zuma. Onder Motsoenengs leiding was de SABC verworden tot een propagandamachine voor Zuma en het ANC. Nieuwsprogramma’s mochten bijvoorbeeld geen beelden laten zien van betogingen door boze burgers, die inmiddels aan de orde van de dag waren. Journalisten die vasthielden aan objectieve verslaggeving, werden bedreigd en onder druk gezet.

Calata’s brief kreeg veel bijval. De meeste Zuid-Afrikanen hadden inmiddels de buik vol van de “staatskaping” door Zuma en zijn trawanten. Onafhankelijk van Calata’s actie kwamen elders binnen de SABC nog meer journalisten in verzet tegen de aantasting van de persvrijheid. De dissidenten kwamen bekend te staan als de “SABC8”. Ze werden ontslagen, maar later door de rechtbank in het gelijkgesteld. Terwijl de acht hun werk hervatten, gingen de bedreigingen echter door. Een van hen, Suna Venter, kreeg in juni 2017 een door stress veroorzaakte hartaanval en stierf op 32-jarige leeftijd.

De datum waarop Lukhanyo Calata zijn brief publiceerde, was niet toevallig gekozen. Die 27e juni was het precies 31 jaar geleden dat zijn vader, Fort Calata, werd vermoord. Calata maakte deel uit van de “Cradock Four”, antiapartheidsactivisten uit het Oost-Kaapse dorpje Cradock die in 1985 door de politie uit de weg geruimd waren. Op de begrafenis van het viertal kwamen wel 60.000 sympathisanten af. Nog dezelfde dag kondigde president P.W. Botha de Noodtoestand af. Lukhanyo Calata was drie jaar en acht maanden oud toen zijn vader vermoord werd. Zijn eerste en enige herinnering aan zijn vader was van zijn begrafenis. 

In My Father Died for This geeft Lukhanyo Calata (1981) er – bijgestaan door zijn vrouw Abigail, ook een journalist – rekenschap van wat het betekent om de zoon van een held te zijn. De morele opdracht die hij voelt, gaat bovendien al verder terug. Zijn vader, Fort Calata (1956-1985), was opgegroeid in het huis van diens grootvader, dominee James Arthur Calata (1895-1983), tussen 1936 en 1949 algemeen secretaris van het ANC. In 1956 was James Calata een van de 156 beschuldigden tijdens de Hoogverraadprocess en bracht hij enige tijd in de gevangenis door. 


In hun boek documenteren Lukhanyo en Abigail Calata de nog grotendeels onbekende geschiedenis van James en Fort Calata en van Cradock als epicentrum van het verzet tegen de apartheid. De auteurs hebben een unieke toegang tot deze geschiedenis via Lukhanyo’s moeder Nomonde, Forts weduwe, die in 1985 op 27-jarige leeftijd was achtergebleven met twee jonge kinderen en een baby op komst. Het is een verhaal dat veel Zuid-Afrikanen met trots zal vervullen. Daarnaast vormt het boek een eerbetoon aan de vrouwen van de Struggle-activisten, die dikwijls alleen voor de zorg voor het gezin opdraaiden.

“Wakkergeskud in voorvaderland”

In My Father Died for This presenteren Lukhanyo en Abigail Calata de levens van Fort en James Calata als voorbeeld voor henzelf persoonlijk, en voor hun gemeenschap. Maar wat moet je doen als het beroemde familielid wiens naam je draagt achteraf helemaal niet zo’n held blijkt te zijn?

Dat is de vraag die Wilhelm Verwoerd (1964) zich nog dagelijks stelt. Zijn grootvader Hendrik Frensch Verwoerd is de geschiedenis ingegaan als de “architect van de apartheid”. Hoewel Verwoerd – overigens een Nederlander van geboorte – de apartheid niet heeft uitgevonden, is hij wel verantwoordelijk voor het invoeren van het gehate thuislandenbeleid. Door de Afrikaner gemeenschap werd Verwoerd vooral bewonderd als de man die van Zuid-Afrika in 1961 een zelfstandige republiek had gemaakt.




Toen “dokter” Verwoerd op 6 september 1966 in het parlement in Kaapstad door Dimitri Tsafendas met messteken om het leven gebracht werd, was zijn kleinzoon Wilhelm drie jaar oud. Wilhelm groeide op in een traditioneel Afrikaner milieu. Zijn jeugd werd bepaald door christelijk-nationaal onderwijs, de Nederduitse Gereformeerde Kerk en de Voortrekkers (op christelijk-nationale leest geschoeide padvinders). Zijn ouders zouden altijd blijven geloven in Verwoerds ideaal van “afzonderlijke ontwikkeling”.

Wilhelm studeerde begin jaren tachtig filosofie, theologie en psychologie aan de Universiteit Stellenbosch. Zijn wereldbeeld begon pas te wankelen toen hij in 1986 drie maanden in het huis voor Zuid-Afrikaanse academici aan de Mauritsstraat 76 in Utrecht logeerde, dat eigendom was van de ZASM (destijds “Zuid-Afrikaanse Stichting Moederland” genaamd). Wilhelm had gehoopt om in Utrecht rustig aan zijn MA-scriptie filosofie te kunnen werken, voordat hij als houder van een van de prestigieuze Rhodesbeurzen door zou reizen naar Oxford om zich daar drie jaar lang verder te verdiepen in filosofie en  psychologie.

Voor voormalige NZAV-leden die zich het huis in de Mauritsstraat nog herinneren, is het hoofdstuk over Wilhelms verblijf daar fascinerende lectuur. Het waren niet zozeer ontmoetingen met Nederlandse studenten die de jonge Verwoerd aan het denken zetten, maar vooral de indringende gesprekken met zijn Zuid-Afrikaanse huisgenoten, die heel wat minder naïef waren dan hij. De schrijver citeert openhartig uit zijn dagboek uit die tijd en uit de brieven die hij aan zijn vriendin Melanie in Stellenbosch schreef. Daardoor kan de lezer zijn sociale en politieke bewustwording op de voet volgen. Van de beoogde MA-scriptie komt in Utrecht niets terecht. Aan het einde van zijn tijd in Utrecht besluit hij dat hij meer maatschappelijk betrokken wil raken en verandert hij zijn vakkenpakket voor Oxford radicaal in politicologie, economie en sociologie. 

Zoals te verwachten was, heeft zijn vader grote moeite met Wilhelms politieke ommekeer. Melanie, met wie Wilhelm inmiddels getrouwd is, wordt in 1994 zelfs parlementslid voor het ANC en later ambassadeur van het “nieuwe” Zuid-Afrika in Ierland. Wilhelm werkt in de jaren negentig voor de Waarheids- en Verzoeningscommissie en raakt later als gespreksleider betrokken bij het verzoeningsproces in Ierland. Nelson Mandela overtuigt hem dat hij de Verwoerd-naam ten goede kan gebruiken; naar hem zal geluisterd worden.

Geleidelijk gaat Wilhelm inzien dat hij zich van zijn familie moet losmaken om te ontdekken wie hij is. Daarna pas kan hij als een nieuw mens in de familieschoot terugkeren. Hij citeert uitvoerig uit het rouwdagboek van zijn grootmoeder, Betsie Verwoerd, en voert als contrapunt diverse zwarte en bruine stemmen op die de gevolgen van zijn opa’s beleid invoelbaar maken. Hij voelt zich medeverantwoordelijk voor de daden van zijn familie, zijn gemeenschap en zijn Kerk. Hij komt tot het inzicht dat het leed zo groot is dat hij nooit voldoende boete zal kunnen doen. Het enige wat hij kan doen, is erkenning geven aan wat er gebeurd is en proberen om onrecht te herstellen waar hij kan. 


Beide titels zijn in Nederland als e-boek verkrijgbaar via bol.com


Een oorlog met alleen verliezers


(Deze recensie is op 28 april 2020 verschenen in Spectrum, het online tijdschrift van het Zuid-Afrikahuis in Amsterdam.)

Het verschijnen van Grensgeval, de nieuwe roman van Marita van der Vyver, leidde eind 2019 in Zuid-Afrika tot felle reacties. Van der Vyver is al sinds haar debuut Griet skryf ’n sprokie (1992) de publiekslieveling van de Afrikaanse literatuur. Maar dit boek werd haar niet door iedereen in dank afgenomen.




Van der Vyver beschrijft in Grensgeval de traumatische ervaringen van jonge Zuid-Afrikaanse dienstplichtigen tijdens de zogenaamde “Grensoorlog” en de doorwerking daarvan in de levens van de soldaten en hun families, tot op de dag van vandaag. Daarnaast onderzoekt ze wat de gevolgen van de oorlog waren voor de Cubaanse soldaten die destijds aan de andere kant vochten.

De Grensoorlog vond plaats tussen 1966 en 1988. In Angola streefde UNITA naar bevrijding van de koloniale overheersing door Portugal. UNITA kreeg steun van Zuid-Afrika en de Verenigde Staten. Een tweede onafhankelijkheidsbeweging, SWAPO, werd gesteund door Rusland, Oost-Duitsland en Cuba. De Zuid-Afrikaanse regering had ook een eigen belang in Angola. Het ANC had paramilitaire trainingskampen in de buurlanden, vanwaar onafhankelijkheidsstrijders Zuid-Afrika binnenkwamen om aanslagen te plegen tegen het apartheidsbewind. 

Voor Zuid-Afrikaanse soldaten groeide de Grensoorlog uit tot een trauma dat vergelijkbaar is met wat “Vietnam” voor veteranen in de Verenigde Staten betekende. De bevolking mocht namelijk niet weten dat de soldaten operaties uitvoerden op Angolees grondgebied. Zuid-Afrika was niet alleen maar de underdog die zich verdedigde tegen het oprukkende communisme; nee, door de grens over te steken, was het land zelf agressor geworden. Toen de soldaten terugkwamen van hun tijd aan de grens, merkten ze dat het thuisfront niets wist van wat zij in “het bos” hadden meegemaakt. Er was geen begrip voor hun ervaringen; PTSS was toen nog een onbekend fenomeen. Daarnaast begon de publieke opinie te draaien. Het leek er steeds meer op dat ze in een “foute oorlog” hadden gevochten.


Zoektocht naar de dochter van een gesneuvelde soldaat

De hoofdpersoon van Grensgeval is Theresa, een vrouw van middelbare leeftijd die een onopvallend bestaan leidt als redactrice van tijdschriftverhalen. Na de dood van haar ex-man Theo ontdekt ze in een oude schoenendoos herinneringen aan de zomer van 1975, toen Theo als 19-jarige soldaat op de grens gelegerd was. Tussen de foto’s, brieven en dagboeken vindt Theresa een met bloed besmeurde envelop met daarin een brief van een Cubaanse soldaat aan zijn pasgeboren dochter.

Theresa besluit naar Cuba af te reizen om deze dochter, Mercedes, op te sporen en zo iets van Theo’s schuld – door zijn deelname aan de oorlog – goed te maken. En van haar eigen schuld, want ze is weet dat de oorlog ook in haar naam gevoerd is, hoewel ze als tiener nauwelijks besefte wat er gebeurde. 

In de roman wisselen hoofdstukken in het heden zich af met hoofstukken die in het verleden spelen. Theresa was in 1975 15 jaar oud, een echte bakvis die ervan droomde om met haar eerste vriendje “al die pad” te gaan. Ze genoot een beschermde en bevoorrechte jeugd, heel anders dan het leven van haar leeftijdsgenoten in de townships (een half jaar later zal de Soweto-opstand uitbreken), en al helemaal anders dan de ervaringen van Theo op de grens. 

Op Cuba krijgt Theresa hulp van de jonge gids Oreste en zijn oom, de taxichauffeur Ruben. Zij zullen haar op haar speurtocht vergezellen. Ook maakt ze kennis met de vrienden van Ruben, deels veteranen uit de Angola-oorlog. Het blijkt dat de oorlog ook bij de Cubaanse bevolking diepe sporen nagelaten heeft. Net als de Zuid-Afrikaanse soldaten waren ook de Cubaanse militairen nog piepjong geweest, verzeild in een oorlog die niet de hunne was. Wat déden ze eigenlijk in Angola?! 


“Voor alle mannen die niet wilden gaan…”

De verhaallijn die in het verleden speelt, volgt Theresa’s eigen ontwikkeling en haar relatie met Theo. In de eerste jaren van hun huwelijk was Theresa zich niet bewust van Theo’s duistere herinneringen. Gaandeweg begint hij echter steeds meer psychische problemen te krijgen, totdat hij na een reeks van dramatische gebeurtenissen totaal instort.

Niet toevallig is de roman opgedragen aan de nagedachtenis van David Bishop, Van der Vyvers eerste man, die zelf ook gebukt ging onder PTSS na zijn ervaringen op de grens en die ongeveer twee jaar geleden in een psychiatrische inrichting is overleden. Het boek is ook opgedragen aan “al die mans wat nie wou gaan nie en al die vroue wat nie kon bly nie”.

“Grensliteratuur” is in Zuid-Afrika uitgegroeid tot een literair genre. Er zijn echter maar weinig vrouwelijke auteurs die hun hand aan dit genre gewaagd hebben. Wat Van der Vyvers roman nieuw en verrijkend maakt, is dat zij focust op de overeenkomsten tussen de Zuid-Afrikaanse en de Cubaanse beleving van de oorlog en zijn gevolgen.


Cuba’s vergane glorie

In Grensgeval stelt Van der Vyver de Grensoorlog voor als een zinloze oorlog, en plaatst ze vraagtekens bij het nut van oorlog in het algemeen. In haar kritiek op de Grensoorlog staat ze niet alleen. Maar voor sommige veteranen die destijds op de Grens hebben gevochten, is deze boodschap nog altijd moeilijk te verteren – zeker uit de pen van een vrouwelijke auteur.

Tegelijkertijd is de roman “vintage Marita”: vlot en trefzeker geschreven; reisverhaal, speurverhaal en liefdesgeschiedenis in een. Van der Vyver verlustigt zich aan de romantiek van de Cubaanse ruimte. Ze schetst een beeld van een zonovergoten landschap met grote, felgekleurde auto’s en tropische cocktails aan de bar van een hotel dat betere tijden gekend heeft, en roept zo herinneringen op aan de jaren zestig, toen Hemingway op Cuba zijn boeken schreef en filmsterren als Frank Sinatra en Ava Gardner er vakantie hielden. Maar tegelijk laat ze zien dat het eiland in de greep is van armoede, verval, en teleurstelling over wat er terecht is gekomen van de revolutionaire idealen. 

Zijn lichtheid ontleent de roman vooral aan de ontluikende liefdesrelatie tussen Theresa en Ruben. Maar deze “middeljariges” zijn inmiddels te voorzichtig om, zoals de 15-jarige Theresa het noemde, “al die pad” te gaan. De omgang tussen de Zuid-Afrikaanse Theresa en de Cubaanse Ruben – vol deernis en diepe menselijkheid – wordt prachtig en met humor beschreven. 


Marita van der Vyver, Grensgeval. Kaapstad: Penguin Random House Suid-Afrika, 2019. ISBN 9781485903796, prijs: R280.