Posts tonen met het label verzoening. Alle posts tonen
Posts tonen met het label verzoening. Alle posts tonen

dinsdag 2 juni 2020

Familie als opdracht

(Deze recensie is op 28 april 2020 verschenen in Spectrum, het online tijdschrift van het Zuid-Afrikahuis in Amsterdam.)


Hij heeft hem nauwelijks gekend. Toch is Lukhanyo Calata trots op zijn vader. Fort Calata, een van de “Cradock Four”, stierf in 1985 als martelaar van de strijd tegen apartheid. Wilhelm Verwoerd was ook nog jong toen zijn grootvader in 1966 werd vermoord. Maar als “architect van de apartheid” stond Hendrik Verwoerd aan de verkeerde kant van de geschiedenis.

In twee vrijwel gelijktijdig verschenen publicaties onderzoeken Lukhanyo Calata en Wilhelm Verwoerd wat die bijzondere familieband betekent. De een werpt zich, net als zijn vader, op als leider van zijn gemeenschap. De ander worstelt met de vraag hoe hij het onrecht dat door zijn grootvader is aangericht, kan goedmaken.  




Op 27 juni 2016 luidde journalist Lukhanyo Calata in een open brief in The Cape Argus de noodklok over misstanden bij de SABC. De Zuid-Afrikaanse staatsoproep ging gebukt onder het schrikbewind van Hlaudi Motsoeneng, een handlanger van de corrupte president Jacob Zuma. Onder Motsoenengs leiding was de SABC verworden tot een propagandamachine voor Zuma en het ANC. Nieuwsprogramma’s mochten bijvoorbeeld geen beelden laten zien van betogingen door boze burgers, die inmiddels aan de orde van de dag waren. Journalisten die vasthielden aan objectieve verslaggeving, werden bedreigd en onder druk gezet.

Calata’s brief kreeg veel bijval. De meeste Zuid-Afrikanen hadden inmiddels de buik vol van de “staatskaping” door Zuma en zijn trawanten. Onafhankelijk van Calata’s actie kwamen elders binnen de SABC nog meer journalisten in verzet tegen de aantasting van de persvrijheid. De dissidenten kwamen bekend te staan als de “SABC8”. Ze werden ontslagen, maar later door de rechtbank in het gelijkgesteld. Terwijl de acht hun werk hervatten, gingen de bedreigingen echter door. Een van hen, Suna Venter, kreeg in juni 2017 een door stress veroorzaakte hartaanval en stierf op 32-jarige leeftijd.

De datum waarop Lukhanyo Calata zijn brief publiceerde, was niet toevallig gekozen. Die 27e juni was het precies 31 jaar geleden dat zijn vader, Fort Calata, werd vermoord. Calata maakte deel uit van de “Cradock Four”, antiapartheidsactivisten uit het Oost-Kaapse dorpje Cradock die in 1985 door de politie uit de weg geruimd waren. Op de begrafenis van het viertal kwamen wel 60.000 sympathisanten af. Nog dezelfde dag kondigde president P.W. Botha de Noodtoestand af. Lukhanyo Calata was drie jaar en acht maanden oud toen zijn vader vermoord werd. Zijn eerste en enige herinnering aan zijn vader was van zijn begrafenis. 

In My Father Died for This geeft Lukhanyo Calata (1981) er – bijgestaan door zijn vrouw Abigail, ook een journalist – rekenschap van wat het betekent om de zoon van een held te zijn. De morele opdracht die hij voelt, gaat bovendien al verder terug. Zijn vader, Fort Calata (1956-1985), was opgegroeid in het huis van diens grootvader, dominee James Arthur Calata (1895-1983), tussen 1936 en 1949 algemeen secretaris van het ANC. In 1956 was James Calata een van de 156 beschuldigden tijdens de Hoogverraadprocess en bracht hij enige tijd in de gevangenis door. 


In hun boek documenteren Lukhanyo en Abigail Calata de nog grotendeels onbekende geschiedenis van James en Fort Calata en van Cradock als epicentrum van het verzet tegen de apartheid. De auteurs hebben een unieke toegang tot deze geschiedenis via Lukhanyo’s moeder Nomonde, Forts weduwe, die in 1985 op 27-jarige leeftijd was achtergebleven met twee jonge kinderen en een baby op komst. Het is een verhaal dat veel Zuid-Afrikanen met trots zal vervullen. Daarnaast vormt het boek een eerbetoon aan de vrouwen van de Struggle-activisten, die dikwijls alleen voor de zorg voor het gezin opdraaiden.

“Wakkergeskud in voorvaderland”

In My Father Died for This presenteren Lukhanyo en Abigail Calata de levens van Fort en James Calata als voorbeeld voor henzelf persoonlijk, en voor hun gemeenschap. Maar wat moet je doen als het beroemde familielid wiens naam je draagt achteraf helemaal niet zo’n held blijkt te zijn?

Dat is de vraag die Wilhelm Verwoerd (1964) zich nog dagelijks stelt. Zijn grootvader Hendrik Frensch Verwoerd is de geschiedenis ingegaan als de “architect van de apartheid”. Hoewel Verwoerd – overigens een Nederlander van geboorte – de apartheid niet heeft uitgevonden, is hij wel verantwoordelijk voor het invoeren van het gehate thuislandenbeleid. Door de Afrikaner gemeenschap werd Verwoerd vooral bewonderd als de man die van Zuid-Afrika in 1961 een zelfstandige republiek had gemaakt.




Toen “dokter” Verwoerd op 6 september 1966 in het parlement in Kaapstad door Dimitri Tsafendas met messteken om het leven gebracht werd, was zijn kleinzoon Wilhelm drie jaar oud. Wilhelm groeide op in een traditioneel Afrikaner milieu. Zijn jeugd werd bepaald door christelijk-nationaal onderwijs, de Nederduitse Gereformeerde Kerk en de Voortrekkers (op christelijk-nationale leest geschoeide padvinders). Zijn ouders zouden altijd blijven geloven in Verwoerds ideaal van “afzonderlijke ontwikkeling”.

Wilhelm studeerde begin jaren tachtig filosofie, theologie en psychologie aan de Universiteit Stellenbosch. Zijn wereldbeeld begon pas te wankelen toen hij in 1986 drie maanden in het huis voor Zuid-Afrikaanse academici aan de Mauritsstraat 76 in Utrecht logeerde, dat eigendom was van de ZASM (destijds “Zuid-Afrikaanse Stichting Moederland” genaamd). Wilhelm had gehoopt om in Utrecht rustig aan zijn MA-scriptie filosofie te kunnen werken, voordat hij als houder van een van de prestigieuze Rhodesbeurzen door zou reizen naar Oxford om zich daar drie jaar lang verder te verdiepen in filosofie en  psychologie.

Voor voormalige NZAV-leden die zich het huis in de Mauritsstraat nog herinneren, is het hoofdstuk over Wilhelms verblijf daar fascinerende lectuur. Het waren niet zozeer ontmoetingen met Nederlandse studenten die de jonge Verwoerd aan het denken zetten, maar vooral de indringende gesprekken met zijn Zuid-Afrikaanse huisgenoten, die heel wat minder naïef waren dan hij. De schrijver citeert openhartig uit zijn dagboek uit die tijd en uit de brieven die hij aan zijn vriendin Melanie in Stellenbosch schreef. Daardoor kan de lezer zijn sociale en politieke bewustwording op de voet volgen. Van de beoogde MA-scriptie komt in Utrecht niets terecht. Aan het einde van zijn tijd in Utrecht besluit hij dat hij meer maatschappelijk betrokken wil raken en verandert hij zijn vakkenpakket voor Oxford radicaal in politicologie, economie en sociologie. 

Zoals te verwachten was, heeft zijn vader grote moeite met Wilhelms politieke ommekeer. Melanie, met wie Wilhelm inmiddels getrouwd is, wordt in 1994 zelfs parlementslid voor het ANC en later ambassadeur van het “nieuwe” Zuid-Afrika in Ierland. Wilhelm werkt in de jaren negentig voor de Waarheids- en Verzoeningscommissie en raakt later als gespreksleider betrokken bij het verzoeningsproces in Ierland. Nelson Mandela overtuigt hem dat hij de Verwoerd-naam ten goede kan gebruiken; naar hem zal geluisterd worden.

Geleidelijk gaat Wilhelm inzien dat hij zich van zijn familie moet losmaken om te ontdekken wie hij is. Daarna pas kan hij als een nieuw mens in de familieschoot terugkeren. Hij citeert uitvoerig uit het rouwdagboek van zijn grootmoeder, Betsie Verwoerd, en voert als contrapunt diverse zwarte en bruine stemmen op die de gevolgen van zijn opa’s beleid invoelbaar maken. Hij voelt zich medeverantwoordelijk voor de daden van zijn familie, zijn gemeenschap en zijn Kerk. Hij komt tot het inzicht dat het leed zo groot is dat hij nooit voldoende boete zal kunnen doen. Het enige wat hij kan doen, is erkenning geven aan wat er gebeurd is en proberen om onrecht te herstellen waar hij kan. 


Beide titels zijn in Nederland als e-boek verkrijgbaar via bol.com


woensdag 28 juni 2017

Ed van Thijn: 'Easy-going is het beste woord'

Themanummer MZA bij het overlijden van Nelson Mandela, december 2013

Tien jaar lang, van 1983 tot 1993, was Ed van Thijn burgemeester van Amsterdam. Tijdens zijn ambtsperiode werd Amsterdam uitgeroepen tot anti-apartheidsstad. In 1990 stond hij naast Nelson Mandela op het balkon van de Stadsschouwburg aan het Leidseplein. Madiba’s verzoenende opstelling zou ook hem niet onberoerd laten.

Ed van Thijn was al vanaf begin jaren zestig actief binnen de Nederlandse anti-apartheidsbeweging. Hij was bestuurslid van het Comité Zuid-Afrika en medeorganisator van diverse acties en demonstraties, zoals de boycot van Outspan-sinaasappelen. Ook nam hij tijdens het Mandela-proces deel aan de picket line voor de Zuid-Afrikaanse ambassade. Het debat over de Drie van Breda (1972) maakte hem echter opnieuw bewust van zijn eigen ervaringen als joods jongetje tijdens de Tweede Wereldoorlog, eerst in kamp Westerbork en later als onderduiker. Vanaf dat moment, schrijft hij in zijn autobiografie Het verhaal, wilde hij politiek gaan bedrijven vanuit zijn eigen identiteit, waar zijn joodse afkomst een essentieel onderdeel van uitmaakte: ‘Wat blijft, en wat nu ook zijn vaste plaats krijgt, is een verinnerlijkt verzet tegen alles wat riekt naar racisme of vreemdelingenhaat.’ Voor Van Thijn had zijn betrokkenheid bij de anti-apartheidsstrijd dan ook een heel persoonlijke, emotionele lading. ‘Voor mij was er in toenemende mate sprake van een rechtstreeks verband, omdat de apartheid gebaseerd was op een rassenleer’, zegt hij tijdens een interview in februari 2013. ‘Hoewel de omstandigheden uiteraard totaal verschilden, was de ideologie – dat er onderscheid werd gemaakt tussen Übermensch en Untermensch – hetzelfde. Natuurlijk hoef je de oorlog niet meegemaakt te hebben om elke rassenleer fundamenteel te verwerpen en tegen discriminatie te zijn. Gelukkig maar, anders zou er vandaag helemaal niemand meer tegen zijn, en er is toch al te weinig verzet tegen racisme. Maar voor mij was er een duidelijke parallel.’

De mens die voor je stond
Toen Nelson Mandela na 27 jaar werd vrijgelaten uit de gevangenis, werd Van Thijn volkomen verrast door Mandela’s verzoenende opstelling. ‘We verwachtten dat hij met een enorme wrok naar buiten zou komen. Dat is het bekende beeld. Naar welk conflict je ook kijkt – of dat nu in het Midden-Oosten is, of Nederland-Duitsland destijds, of de Chinees-Japanse oorlog of waar ook ter wereld – je ziet elke keer weer dat onderdrukte volkeren haatdragend zijn, en dat is begrijpelijk. Mandela was een grote uitzondering, en dat is hij ook gebleven, helaas. Ik ken geen tweede als Mandela.’
Ook Mandela’s toespraak tijdens zijn eerste bezoek aan Amsterdam op 16 juni 1990 bevatte diezelfde boodschap van verzoening. Van Thijn stond naast hem op het balkon van de Stadsschouwburg, terwijl Mandela de duizenden mensen op het Leidseplein toesprak. ‘We hadden een veel strijdbaarder verhaal verwacht’, geeft hij toe. ‘Ik had veel bewondering voor die verzoenende woorden en ik besefte ook onmiddellijk hoe uniek dat was. Maar eerlijk gezegd deed het er niet zozeer toe wat hij zei; het feit dat hij daar stond en sprák, bracht ons al in verrukking. Het was het mooiste moment – ik wil niet zeggen: van mijn leven, maar wel: van mijn politieke leven.’
In De Magie van Mandela, een televisiedocumentaire van Astrid Joosten uit 2009, zegt Wim Kok: ‘Hij vult een ruimte’. En Conny Braam omschrijft Mandela’s fysieke charisma als: ‘iemand die licht gaf’. Ed van Thijn kan deze indrukken alleen maar bevestigen. ‘De ruimte waar we toen waren, kon hij moeilijk fysiek vullen; dat was het Leidseplein. Toch deed hij dat. Het charisma spatte er vanaf. Natuurlijk wordt dat charisma gevoed door wat je weet van zijn geschiedenis. Maar het had ook te maken met zijn persoonlijkheid, met de mens die voor je stond. Ik vond hem indrukwekkend, met zijn rijzige gestalte. Een erudiete man. En aan de andere kant was hij heel gewoon. Ik heb best moeite om beroemde mensen te ontmoeten, dan voel ik mezelf heel nietig. Maar bij hem had ik dat helemaal niet. Mensen die zo bekend zijn, zijn vaak heel hooghartig, en hij was het tegendeel. Hij was dankbaar voor alles wat we voor hem deden en gedaan hadden. Easy-going is het beste woord.’

Blijvende betekenis
Na dat eerste bezoek aan Amsterdam zou Van Thijn Mandela nog meerdere keren ontmoeten, zowel in Nederland als in Zuid-Afrika. Maar het langste en meest intensieve gesprek vond plaats op diezelfde dag in 1990, toen ze samen van het Leidseplein naar een PvdA-congres in De Meervaart reden. Mandela vroeg Van Thijn hoe deze, als staatsrechtdeskundige, de toekomstige staatsinrichting van Zuid-Afrika zag. Van Thijn herinnert zich dat hij in zijn antwoord de term ‘power sharing’ heeft gebruikt. ‘Power sharing betekent dat je ook de minderheden opneemt in je coalitie. Dat het ANC onbeperkt aan de macht kan blijven, zag je natuurlijk al aankomen op grond van de demografische verhoudingen. Maar het was maar een voorbijgaand gesprek in een auto en blijkbaar lag de grondwet op dit punt toen al min of meer vast.’
Bij een andere gelegenheid vertelde Mandela Van Thijn dat hij op Robbeneiland onder meer het dagboek van Anne Frank had gelezen. Dat had hij van Thabo Mbeki sr. ook al eens gehoord, toen die op bezoek was in Amsterdam. ‘Mbeki vertelde dat ze het pagina voor pagina doorgaven. Dat Anne Frank überhaupt aan de orde kwam, deed mij natuurlijk wel wat. Ik heb er verder niet naar gevraagd, maar de analogie was duidelijk. Ik kon me wel indenken wat ze daar in hun strijd tegen de onderdrukking aan ontleenden.’
Van Thijn is inmiddels verschillende keren in Zuid-Afrika geweest. Hij ging er onder meer op familiebezoek, omdat zijn eerste onderduikouders – uiteindelijk zou hij op achttien verschillende adressen worden ondergebracht – na de oorlog naar Kaapstad zijn geëmigreerd. Vooral het Anti-apartheidsmuseum in Johannesburg maakte diepe indruk op hem. ‘Ik heb daar eindeloos staan kijken naar die beelden van protesterende mensen, die in grote massa’s over straat dansen en dan beschoten worden. We denken wel eens dat wij met onze acties in Amsterdam en Londen het regime hebben gebroken. Maar daar kon je zien dat de mensen het zélf hebben gedaan, door zonder angst de straat op te gaan.’
Sinds 1994 zijn er in Zuid-Afrika veel positieve ontwikkelingen te zien, vindt Van Thijn. Hoewel er volgens hem ook nog wel iets te verbeteren valt, zoals de armoede in de townships, de criminaliteit en verschillende vormen van racisme. Tegen die achtergrond vindt hij het des te knapper dat Mandela er niet alleen in is geslaagd om een nieuw regime te vestigen, maar dat hij dit ook heeft kunnen doen zonder dat er geweld aan te pas kwam. De invloed van Mandela is blijvend, denkt hij. ‘Er moet heus nog wel wat veranderen en het ANC is geen smetteloze partij. Maar het volk heeft geproefd aan de verzoening en de betekenis van Mandela gaat ver uit boven zijn overlijden. Ik verwacht niet dat het land terug zal vallen in chaos en geweld.’

De hete adem van Mandela
In 2009 werkte Van Thijn mee aan de musical Amandla!, een project van John Leerdam en zijn stichting Julius Leeft. Van Thijn speelde hierin zichzelf als burgemeester, eerst twee keer in Paradiso in Amsterdam en daarna vier keer in Zuid-Afrika. Met veel succes vertelde hij de anekdote hij ook in de bundel Voor Nelson Mandela (red. Bart Luirink, 2008) heeft gepubliceerd, over hoe hij vóór Mandela’s onthaal op het Leidseplein door de Marnixstraat liep te ijsberen, telkens weer zijn zorgvuldig uitgewerkte toespraak voor zich uit prevelend. Toen het gezelschap twee uur te laat uiteindelijk arriveerde en de burgemeester aan zijn welkomstwoord over Amsterdam anti-apartheidsstad wilde beginnen, werd hij door zijn grote held abrupt afgekapt. Mandela wilde maar één ding weten: ‘Where is the toilet?’ ‘Het publiek barstte in schaterlachen uit, ook in Zuid-Afrika.’ De tour door Zuid-Afrika dreigde even scheef te lopen toen de bus waarmee het gezelschap rondtrok in brand vloog, pal naast een tankstation. ‘Het was angstaanjagend’, herinnert Van Thijn zich, ‘want het terrein was afgerasterd en de brandende bus versperde de enige uitgang.  We zaten opgesloten. Om ons heen hoorden we de ene ontploffing na de andere, want in de winkel van dat tankstation verkochten ze flessen butagas en die knalden uit elkaar. Zoals nu nog op YouTube-filmpjes te zien is, ontplofte de bus zelf ook, stukje bij beetje.’ Toch blikt Van Thijn met veel plezier op zijn korte loopbaan als acteur terug. ‘Overal waar we kwamen, werkten we samen met plaatselijke koren die schitterend konden zingen. Dat was ontroerend.’
Mandela’s verzoenende houding heeft Van Thijn ook persoonlijk beïnvloed. Dat bleek tijdens een herdenkingsbijeenkomst in Westerbork waarbij ook een oud-SS’er aanwezig was. Plotseling voelde hij een onbedwingbare drang om hem een hand te geven. ‘Ik denk niet dat ik ooit een streep kan zetten onder mijn herinneringen aan de oorlog’, zegt hij achteraf. ‘Om die man een hand te geven, was een behoefte die ik helemaal niet had voorzien. Dat was de hete adem van Mandela.’
Van Thijn ziet de polarisering in de Nederlandse samenleving met lede ogen aan. Onder zijn burgemeesterschap werd Amsterdam uitgeroepen tot anti-apartheidsstad. Dat betekende niet alleen solidariteit met het ANC, maar ook aandacht voor sociale verhoudingen in de eigen stad. ‘Toen ik aankwam, was een van de eerste dingen die ik meemaakte, de moord op Kerwin Duinmeijer. In mijn laatste boek, Blessuretijd, beschrijf ik de jaren tachtig in Amsterdam als een tijd van breed gedragen anti-racisme. In de jaren negentig ebde dat weg, toen kwam Fortuyn op en later Wilders. Nu is racisme doodgewoon. Wat dit land nodig heeft, is moreel leiderschap, niet alleen van burgemeesters en ministers, maar ook van onderop. Denk maar weer aan de dansende menigtes in Zuid-Afrika. Mandela heeft het niet alleen gedaan.’

 Themanummer MZA bij het overlijden van Nelson Mandela, december 2013