vrijdag 8 december 2017

Interview met Katinka Heyns:

‘Ik leefde als kind in een droomwereld,
en dat doe ik nog steeds’

(Maandblad Zuid-Afrika, mei 2017)

Op dinsdag 23 mei vertoont het Zuid-Afrikahuis de film Die wonderwerker (2012), geïnspireerd op het leven van de Zuid-Afrikaanse schrijver Eugène N. Marais. De film is gebaseerd op een scenario van Chris Barnard en geregisseerd door Barnards vrouw, Katinka Heyns. Barnard overleed op 28 december 2015. Nu is Heyns, die dit jaar haar 70e verjaardag hoopt te vieren, terug, als producent van de nieuwe Afrikaanse speelfilm Die rebellie van Lafras Verwey. Opnieuw naar een tekst van Chris Barnard, en dit keer met zoon Simon Barnard als regisseur.

Katinka Heyns / Foto: Elize Zorgman

Katinka Heyns begon haar loopbaan als toneelspeelster. In 1968 debuteerde ze als filmactrice in de film Katrina van de legendarische regisseur Jans Rautenbach. Ze werd deel van de vaste groep acteurs die Rautenbach om zich heen verzamelde. Na Katrina zou ze ook te zien zijn in Rautenbachs Jannie Totsiens (1970), Pappalap (1971) en Eendag op ’n reëndag (1975). Heyns genoot van de samenwerking: ‘Voor het eerst een regisseur die geen schoonheidskoninginnen gebruikte’. Ondertussen trad ze ook, samen met Tobie Cronjé, op in Willem, de tweede televisieserie die ooit voor de Zuid-Afrikaanse televisie werd gemaakt. ‘Maar ik denk dat ik op de set een verschrikkelijke bemoeial was. Ik had allerlei ideeën en Tobie was ook heel creatief, dus we verzonnen er voortdurend dingen bij. Waarop het hoofd van de drama-afdeling van de SAUK vroeg of ik geen zin had om zelf de regie van een film te doen.’ Dat werd ’n Rand ’n droom, in 1978 uitgeroepen tot beste Afrikaanse tv-film van het jaar.
Ook op de filmset begon Heyns zich te vervelen. ‘Altijd maar wachten tot je opgeroepen werd...’ Daarom begon ze te kijken wat de cameraman en andere leden van de crew deden. Haar belangstelling voor het werk achter de schermen bleef niet onopgemerkt. Toen Rautenbach haar vroeg om samen met hem de regie van Pappalap te doen, aarzelde ze geen moment. Ze nam ontslag bij TRUK, het toneelgezelschap waar ze toen voor werkte, zodat ze kon helpen met het draaiboek te schrijven en ze het hele productieproces vanaf het begin kon meemaken. Na deze ervaring besefte ze al snel dat ze niet meer wilde acteren. ‘Ik hield niet van al die aandacht. Ik vond het veel leuker om achter de camera te staan.’

‘Een verhaal dat mensen moest ontroeren’
Toen Zuid-Afrika in 1976 eindelijk televisie had gekregen, ontstond er grote behoefte aan nasynchronisatie. Omdat niemand anders het deed, begon Heyns thuis, in de was- en strijkkamer, haar eigen bedrijfje, Sonneblom Films. Ze leerde geweldig veel door dag in, dag uit minutieus naar al die Nederlandse, Zweedse, Duitse en Franse series te kijken die de SAUK had aangekocht. ‘In Zuid-Afrika stond de televisie nog in de kinderschoenen, grof en commercieel. Wat er uit Europa kwam, was veel meer verfijnd.’ Het hielp haar om als filmmaker haar eigen vertelstijl te vinden.
In 1978 trouwde Heyns met haar tweede man, Chris Barnard, een schrijver die, samen met onder andere André Brink, Breyten Breytenbach, Braam de Vries, Adam Small, Ingrid Jonker en Jan Rabie, werd gerekend tot de generatie van de Sestigers. Samen maakten ze een reeks documentaires over bekende schrijvers en intellectuelen zoals C.L. Leipoldt, D.J. Opperman, N.P. van Wyk Louw en Marthinus Versfeld. De programma’s werden goed ontvangen, evenals een reeks over haar zwangerschap, de eerste achttien maanden en de eerste drie jaar van haar zoon Simon. Opmerkelijk aan deze laatste serie was dat alle gebeurtenissen door Simons ogen werden gezien. Door de ogen van een personage kijken was een techniek die ze later, in haar speelfilms, nog vaak zou gebruiken.
In 1988 kreeg Heyns uiteindelijk de kans om haar eerste speelfilm te maken, Fiela se kind, naar de roman van Dalene Matthee, met Shaleen Surty-Richards in de hoofdrol. Om het budget voor de film bij elkaar te krijgen, viel niet mee. Conservatieve Afrikaners hadden er lucht van gekregen dat een bruine actrice de hoofdrol zou spelen, en hun protest maakte de financiers huiverig. ‘De tegenstanders gebruikten de taal, het Afrikaans, als argument’, herinnert Heyns zich. ‘Maar het Afrikaans was niet alleen de taal van de onderdrukker, het was ook de taal van de onderdrukte. Mensen als Eugène Terre’Blanche, dat waren gewoon anarchisten…’ Heyns begreep de bezwaren niet. ‘Ik ben zelf op mijn oma’s boerderij tussen de Xhosa’s opgegroeid. Mijn beste vriendin was Xhosa. Met Fiela wilde ik gewoon een verhaal vertellen dat mensen moest ontroeren. Ek het geen politieke breinselle nie.’ Tot ongeregeldheden kwam het gelukkig niet. ‘We schoten de film in de bossen bij Knysna, onzichtbaar voor de buitenwereld.’ De film had nog wel een onverwacht gevolg. De vrouwenorganisatie Kontak zette zich in voor contact tussen blanken en kleurlingen. Nadat de film was uitgekomen, werden er door het hele land heen nieuwe groepen opgericht. ‘Wij hebben de film aan al die groepen vertoond, en zij zorgden ervoor dat bruine mensen de film ook te zien kregen.’

‘Mijn ziel praat Afrikaans’
Na Fiela se kind volgden Die storie van Klara Viljee (1992), Paljas (1998, de eerste Zuid-Afrikaanse film die genomineerd werd voor een Oscar als Beste Buitenlandse Film) en Die wonderwerker (2012). Heyns werkt in haar films graag met toneelacteurs. Die zijn volgens haar het best in staat om emotionele diepte te bereiken en alle registers van die emotie open te trekken. ‘Het gaat me om de ziel van een personage. Je ziet het als je zo’n acteur in de ogen kijkt. Je spéélt een personage niet, je bént het.’
Heyns’ films hebben altijd wel een magisch-realistisch tintje. ‘Ik leefde als kind altijd in een droomwereld, en dat doe ik nog steeds.’ Vooral Paljas was natuurlijk ‘zuivere, heerlijke magic, tovenarij’. Heyns hoorde het verhaal over de circustrein die stilhield bij een afgelegen stationnetje in de Karoo voor het eerst in 1969, tijdens de opnames voor Pappalap. Later kwam ook de schrijver Braam de Vries ermee. Een streekverhaal, dat door Chris Barnard in een filmscript is vastgelegd. De centrale figuur is de clown van het circus, de paljas, die kenmerken heeft van een heler, ‘iemand die gebroken mensen en een gebroken wereld gezond maakt’. Iemand heeft Heyns verteld dat het woord ‘paljas’ in de Karoo ook een letterlijke betekenis heeft: een bontgekleurde toverjas, met zakken vol steentjes en veren. ‘Meneer Mandela draagt een paljas, zeiden we in die tijd weleens tegen elkaar. Hij heeft de magie, dat zakje kruiden, waarmee hij dingen gezond en heel kan maken.’
Het landschap vervult in Heyns’ films bijna de rol van een personage. Maandenlang doorkruist ze het land om geschikte locaties te vinden. De dichte bossen bij Knysna en de zee bij Waenhuiskrans uit Fiela se kind, het dorpje Toorwater (‘Toverwater’) waar Paljas is opgenomen, en de boerderij uit Die wonderwerker met de indrukwekkende heuvel die door Marais ‘Matewis’ wordt genoemd. Allemaal dragen ze bij aan het timbre van de film.
Heyns’ films zijn geworteld in de Afrikaanstalige cultuur. ‘Ik voel in het Afrikaans’, zegt ze. ‘Ik droom in het Afrikaans. Mijn ziel praat Afrikaans.’ Ze heeft ook wel in het Engels gewerkt, maar dan voelde ze altijd een zekere afstand. Natuurlijk is de taal slechts één facet van een film, naast bijvoorbeeld het spel van de acteurs, het landschap en de cameravoering. ‘Maar ik begrijp Afrikaanse mensen. Daar voel ik me thuis. Dus kies ik automatisch verhalen over mensen die die identiteit hebben. Zoals Jan Rabie zei: “Sonder Afrikaans is ek niks”. En Chris zei: “Afrikaans is geen uniform dat je draagt, het is meer zoals een sambreel [parasol, IG], er moet veel ruimte zijn.”’

Lafras Verwey rebelleert weer
Heyns kijkt vol liefde en dankbaarheid terug op haar huwelijk met Chris Barnard. Draaiboekschrijver en regisseur, samen vormden ze een gouden combinatie. Voor een regisseur is een goed draaiboek onmisbaar en terwijl Heyns nog wel eens wil afdwalen, had Barnard een goed gevoel voor structuur en economie. Tegen het einde van het productieproces haalde ze hem er opnieuw bij en dan keek hij met een objectief oog. Vaak bevestigde hij dingen waar ze zelf al over twijfelde. En alles was bespreekbaar. ‘Het ego van een schrijver kan in de weg staan’, zegt Heyns. ‘Maar tussen ons was er altijd absoluut een synergie. En hij gaf me vrijheid, in termen van de acteurs, het team, alles.’
En nu is er Die rebellie van Lafras Verwey, in 1971 door Barnard geschreven als hoorspel en in 2011 bewerkt voor het toneel. Simon (1982) heeft nog samen met Chris het scenario geschreven. Barnard jr. heeft het verhaal over een onbeduidende ambtenaar (een prachtige rol van Heyns’ oude vriend Tobie Cronjé) die zich verbeeldt dat hij deel uitmaakt van een beweging die de regering omver wil werpen, overgeheveld naar het eigentijdse Zuid-Afrika. ‘Het is ongelooflijk hoe goed dat werkt’, zegt Heyns. ‘Want we bevinden ons nu in eenzelfde situatie. Aan de andere kant van apartheid komen we opnieuw in verzet tegen tegen decadente mensen die de scepter zwaaien.’ Het is dan ook toepasselijk dat de film in première ging in het weekend van 9 april, toen tienduizenden Zuid-Afrikanen de straat op gingen om te protesteren tegen het bewind van president Zuma.
Hoewel ze al veertig jaar in het vak zit, is Heyns nog lang niet gereed om met pensioen te gaan. ‘Om een film te maken kost zoveel energie. Als je ouder wordt, heb je daar niet meer altijd de fysieke kracht voor. Daarom ben ik me ervan bewust dat ik het juiste verhaal moet kiezen, als ik nog een keer een film maak.’ Ze denkt na over verschillende documentaires en kinderprogramma’s. En er is één filmproject dat ‘aan de deur klopt’, wachtend om binnen gelaten te worden. Meertalig, multicultureel, en ja, gebaseerd op een tekst van Chris. Maar het is nog te vroeg om daar meer over te zeggen. ‘Ik denk niet dat mijn passie om films te maken ooit zal uitdoven. Ik voel me het gelukkigst als ik op de set ben. Film is voor mij wat morfine voor Eugène Marais was. Ik denk niet dat deze verslaving mij makkelijk zal loslaten.’


Geen opmerkingen:

Een reactie posten