zondag 10 december 2017

Interview met dichteres Diana Ferrus:


‘Mijn werk draait om genezing’


(Maandblad Zuid-Afrika, juni 2017)

Dichteres en voordrachtkunstenares Diana Ferrus is een formidabele vrouw. Op dinsdag 27 juni is ze te beluisteren in het Zuid-Afrikahuis in Amsterdam.

Vijfentwintig jaar lang combineerde Diana Ferrus (1953) haar schrijfwerk met een administratieve baan aan de Universiteit van Wes-Kaapland (UWK). Ze hield ervan om de studenten te helpen. Maar zodra ze een paar minuten vrij had, kroop ze achter de computer om te schrijven. Sinds december 2016 is ze met pensioen en kan ze zich volledig op het schrijven toeleggen. Ze wil meer gaan optreden, meer gaan reizen en meer nieuwe mensen ontmoeten. Dit bezoek aan Nederland markeert het begin van een nieuwe fase in haar leven.

Diana Ferrus, Kwaku 2015 / Foto: Elize Zorgman

(Maandblad Zuid-Afrika, juni 2017)

‘Wie zijn wij eigenlijk?’
Diana Ferrus verwierf internationale bekendheid met ‘I’ve Come To Take You Home’, haar gedicht over Sarah Baartman, met een vernederende uitdrukking ook wel de ‘Hottentot Venus’ genoemd (zie MZA, december 2016). Ferrus identificeert zich sterk met deze Khoisan-vrouw die met haar opvallende geslachtskenmerken rond 1800 furore maakte in de theaters van Londen en Parijs. De politieke omwenteling in Zuid-Afrika begin jaren negentig had in Ferrus – toen zo’n veertig jaar oud – de behoefte gewekt meer over haar herkomst te weten te komen. Tót die tijd had ze zichzelf gedefinieerd als ‘kleurling’, als ‘bruin’. Ze was gevormd door Steve Biko’s black consciousness movement. Volgens Biko werd iedereen die niet wit was, onder de apartheid onderdrukt. Voor Ferrus was het dan ook logisch dat bruin en zwart in de Struggle samen optrokken. Maar begin jaren negentig kwam er opeens allerlei nieuwe informatie beschikbaar en rees bij Ferrus voor het eerst de vraag: ‘Wie zijn wij eigenlijk?’
Ferrus is opgegroeid in Worcester, een dorp met een lange verzetstraditie. Na de afschaffing van de slavernij waren veel voormalige slaven van de boerderijen naar het dorp getrokken. Bij sommige nazaten leefde de geest van verzet volgens Ferrus nog sterk. Haar eigen grootmoeder van vaderskant was het kleinkind van een slaaf geweest. ‘Zij had die vonk van verzet in zich’, herinnert Ferrus zich. ‘Zij leerde ons dat we trots moesten zijn.’
Ferrus heeft veel onderzoek gedaan naar de geschiedenis van de familie Ferrus (of Ferus) en de Februaries, een slavenfamilie uit Mozambique. Haar overgrootmoeder aan moederskant was een Ierse vrouw, Sarah Tait, die een kind moet hebben gekregen van een Khoi of een zwarte. ‘You chose a life of poverty / over one of domination’, schreef Ferrus over haar. En: ‘Your offspring grow scattered – / they consume the land – / their shades a multitude of colours, / not fixed, not one.’
Daarnaast heeft DNA-onderzoek aangetoond dat er een flinke dosis Khoisan-bloed door Ferrus’ aderen vloeit. Die gedachte was aanvankelijk verwarrend, omdat ze zich nog levendig kan herinneren hoe zij en haar maatjes als kinderen mensen met Khoisan-trekken uitlachten. Geïnternaliseerd racisme, beseft ze achteraf. Ze moest leren om ook dit deel van haar verleden te omarmen. ‘Ik wil alles hebben: het christendom, de Khoi, de slaven… Het is allemaal van mij en ik ga er niets van weggooien.’

Thuiskomst van Sarah Baartman
In 1998 kreeg Ferrus een beurs om Vrouwen- en Genderstudies te studeren aan de Universiteit Utrecht. Tijdens een van de modules van (inmiddels hoogleraar) Rosemarie Buikema ging het over seksualiteit in de koloniën. Daardoor moest Ferrus terugdenken aan de geschiedenis van Sarah Baartman. Ze had op de UWK al over Baartman gehoord, en vanaf 1996 waren er verschillende pogingen gedaan (niet alleen door president Nelson Mandela, maar ook door Griekwa-leider Cecil le Fleur) om haar stoffelijke resten naar Zuid-Afrika te laten terugkeren. Ferrus was toen nog bezig met haar zoektocht naar haar culturele wortels. Ze had een sterk gevoel van verlies over alles wat ze nooit geweten had omdat het voor verborgen was gehouden. Ook had ze heimwee naar Zuid-Afrika, en daar kwam bij dat haar moeder in juni 1997 overleden was. ‘Inmiddels was het juni 1998, een jaar later, en ik dacht: als ík op mijn 44e mijn moeder nog steeds zo mis, hoe moet Saartjie zich dan wel niet gevoeld hebben? Opeens hoorde ik een stem, in het Engels, die zei: “I want to go home, I want to go home…” Toen schreef ik die eerste regel: “I’ve come to take you home”, zonder te weten hoe profetisch die woorden zouden zijn.’ De eerste keer dat ze het gedicht voordroeg, was tijdens college, samen met het gedicht over de Ierse Sarah Tait, en met Ennio Morricone’s muziek uit Once Upon A Time In The West als achtergrond. Die dag merkte ze wat voor impact het gedicht op luisteraars heeft. ‘De studenten huilden van ontroering’, grinnikt ze. ‘Zelfs Rosemarie Buikema en professor Rosi Braidotti pinkten een traantje weg.’
Terug in Zuid-Afrika wilde iedereen het gedicht horen. Een van haar voordrachten inspireerde beeldend kunstenaar Willie Bester om een beeld van Sarah Baartman te maken. Het gedicht belandde, met een foto van het beeld erbij, op internet, en werd daar opgemerkt door de assistent van een Franse parlementariër, Nicholas About. About bereidde een wetsvoorstel voor om Saartjies stoffelijke resten te kunnen repatriëren. De Franse wet bepaalde namelijk dat alle artefacten in Franse musea aan de staat behoorden. About zou het gedicht op 29 januari 2001, samen met zijn voorstel, in het Franse parlement voorlezen. Op de 28e ging Ferrus met een groep vrienden naar het dak van een hoog gebouw in Kaapstad. Ze brandden kruiden, speelden op hun gitaren, fluiten en trommels en zongen en baden voor een goede afloop. De volgende dag werd Abouts voorstel unaniem aangenomen, en het gedicht ‘I’ve Come to Take You Home’ werd opgenomen in het Franse wetboek. Ferrus was erbij toen Saartjies lichaam aan de Zuid-Afrikaanse autoriteiten werd overgedragen. Ze herinnert zich nog hoe ze die ochtend toekeek terwijl het overschot werd verpakt. ‘Het hing daar vol skeletten, groot en klein, van mensen die allemaal nog naar huis moeten.’
Sarah Baartmans stoffelijke resten zijn op 9 augustus 2002 op een heuvel buiten Hankey in de Oostkaap begraven. Diana Ferrus had liever gezien dat Saartjie in Kaapstad was begraven. ‘Ik denk dat de Kaapse mensen haar meer nodig hebben’, verduidelijkt ze, ‘zodat ze er voortdurend aan herinnerd worden waar ze vandaan komen.’ Er is echter gekozen voor de Gamtoosvallei, waar Baartman geboren is en waar volgens de mensen uit de Oostkaap haar navelstreng begraven ligt. ‘Maar de Khoi waren een nomadisch volk’, schokschoudert Ferrus, ‘ze werden lang niet altijd begraven op de plek waar ze geboren waren.’ Ferrus betreurt het dat Saartjies graf er vuil en verwaarloosd bij ligt. Het gebied er omheen is al jaren een bouwput; niemand weet wanneer het ambitieuze Sarah Baartman Centre of Remembrance voltooid zal worden. Spijtig, vindt Ferrus. ‘Het verhaal van Saartjies terugkeer is een verhaal van hoop. En ons land heeft zulke verhalen nodig.’

Gemeenschapsleider
Ferrus komt uit een familie van verhalenvertellers. Haar ouders konden allebei hele gedichten uit hun hoofd opzeggen. Die invloeden, samen met de traditie van de Struggle-poëzie, hebben haar eigen stijl van schrijven en voordragen gevormd. ‘Die liggaam wil saampraat’, vat ze haar melodieuze performances samen. ‘Armen, borsten, maag, voeten… Daarmee breng je een ontroering teweeg die je via een boek niet kunt bereiken.’
Ferrus is gedurig onderweg om bruine gemeenschappen over Sarah Baartman en andere oermoeders, zoals de slavin Ansela van die Caab, te vertellen. ‘Mijn werk draait om genezing’, zegt ze. ‘Ik heb een moeilijke jeugd gehad, getekend door drankmisbruik en huiselijk geweld. Schrijven heeft me geholpen om daar bovenuit te stijgen.’ Verhalen over de geschiedenis van de bruine gemeenschap kunnen eveneens helend werken. ‘Als ik mijn mensen verhalen over hun Khoisan- en slavenachtergrond vertel, in het Afrikaans, dan zijn ze zo trots.’
Na Sarah Baartmans repatriatie was de tijd rijp voor de publicatie van Ferrus’ eerste dichtbundel. Toen het haar niet lukte om gevestigde uitgeverijen voor haar werk te interesseren, besloot ze haar werk in eigen beheer uit te geven. Zo behield zij de zeggenschap én ze verdiende nog meer ook. In 2006 verscheen Ons kom vandaan en in 2010 I’ve Come To Take You Home. Self publishing betekende wel dat ze hard moest werken om haar boeken onder de aandacht te brengen. ‘Nóg een reden waarom ik mezelf heb ontwikkeld als voordrachtskunstenaar. Maar ik kan het iedereen aanraden.’
Ferrus geeft regelmatig schrijfcursussen, onder meer aan vrouwen van arme plaaswerkers. Omdat deze vrouwen soms nauwelijks kunnen lezen of schrijven, is de begeleiding intensief. Ferrus zal zo’n vrouw bijvoorbeeld vragen hoe zij iets zou beschrijven, en dan schrijft zij het op. ‘We willen deze vrouwen een stem geven’, zegt ze. ‘Ze krijgen er meer zelfvertrouwen door.’ Juist daarom moet Ferrus voorzichtig te werk gaan. ‘Een eigen stem betekent dat je je verantwoordelijk voelt voor je eigen tekst. Als docent moet ik oppassen dat ik hun verhaal niet overneem.’

Voormalige koloniën
Ferrus schrijft zowel in het Afrikaans als in het Engels. ‘Afrikaans is mijn moedertaal, een taal van het continent Afrika, de taal van mijn hart’, zegt ze stellig. Ze is begonnen om ook in het Engels te schrijven toen een hoogleraar aan de UWK haar uitnodigde om een Engelstalige schrijfcursus te volgen. Inmiddels voelt ze zich in beide talen even vertrouwd; beide komen recht uit haar hart. Gewoonlijk bepaalt het onderwerp of een gedicht zich in het Afrikaans of in het Engels aandient. ‘Het voordeel van het feit dat ik ook in het Engels schrijf, is dat ik kan reizen’, zegt ze. ‘Ik kan lezers in het buitenland laten kennismaken met mijn mensen, en met mezelf.’

Ferrus is een graag geziene gast op Nederlandse festivals. Zo was ze al te horen op het Winternachtenfestival (2005) en het Kwaku-festival (2015). ‘Nederland en Zuid-Afrika hebben nu eenmaal een gedeelde erfenis’, constateert ze. ‘We kunnen boos zijn op elkaar, maar we kunnen ons nooit helemaal van elkaar losmaken.’ Met Suriname en de Nederlandse Antillen voelt ze een speciale band. Daar herkent ze de taal, de gedeelde roots en het gedeelde koloniale verleden. ‘Het Caraïbisch Gebied ligt me na aan het hart. Als ik de mensen daar zie, is het alsof ik mijn eigen mensen zie – mijn oma’s en opa’s, mijn ooms en anties.’

Geen opmerkingen:

Een reactie posten