woensdag 22 november 2017

Interview met Marlene le Roux (KunsteKaap):

‘Je moet kunst relevant maken’

(Maandblad Zuid-Afrika, oktober 2015)

‘Zuid-Afrika is een fantastisch land’, vindt Marlene le Roux. Een opmerkelijke uitspraak voor een vrouw uit een arme bruine gemeenschap, die als kind werd getroffen door polio. Le Roux liet zich niet afschrikken. Momenteel is ze waarnemend directeur van KunsteKaap, het grote theater in Kaapstad. Ze adviseert president Zuma over gehandicaptenbeleid. En onlangs werd ze benoemd tot voorzitter van de Stigting vir Bemagtiging deur Afrikaans.


Marlene le Roux’ oorspronkelijke functie bij KunsteKaap (Artscape) was directeur Gehoorontwikkeling en Onderwys.  Het was haar taak om een nieuw, meer geïntegreerd publiek naar het voormalige ‘Nico Malanteater’ te lokken. En dat is gelukt. De mensen die op de voorstellingen af komen, vormen een weldadige afspiegeling van de bevolking van de stad en de omliggende provincie: blank, bruin en zwart, rijk en minder rijk. Het is het resultaat van slim en doelgericht programmeren. Le Roux weet mensen die nog nooit in het theater waren over de drempel te trekken met voorstellingen waarvan ze weet dat die hen zullen aanspreken, zoals een programma over de islam voor de moslimbevolking of verhalen over District Six en Mitchell’s Plain voor de kleurlingen. Nadat ze eenmaal hun weg naar het theater hebben gevonden, blijven ze terugkomen, ook voor de reguliere ballet- en operavoorstellingen. Daarnaast biedt KunsteKaap speciale programma’s voor scholieren, en laat Le Roux bussen vol schoolkinderen aanrijden om de generale repetities van grote voorstellingen bij te wonen. Op zo’n middag zit het theater vol kinderen van arme én rijke scholen, blond, bruin en zwart. Zodat ze de voorstelling samen kunnen beleven. En omdat iedereen in Zuid-Afrika lijdt aan cultuurarmoede, volgens Le Roux.

Platteland
De activiteiten van Marlene le Roux en de medewerkers van KunsteKaap beperken zich niet tot de Kaapse city bowl. Al acht jaar lang organiseert Le Roux elk jaar een grote voorstelling in één van de dorpen dieper de provincie in, zoals Ceres of Heidelberg. Daarmee probeert ze niet alleen de scheiding tussen stad en platteland te doorbreken, maar ook tussen het dorp en de township, tussen de have’s en de have not’s. In plaats van te kiezen voor de uitstekend geoutilleerde stadsaal in het centrum van het dorp kiest Le Roux voor het meest vervallen podium in de township om de tenten van haar rondreizende circus op te slaan. ‘Je moet je afvragen wie je uiteindelijk met elkaar wil verbinden, wil samenbrengen’, verduidelijkt ze. ‘Het is voor een welgestelde blanke veel makkelijker om met zijn auto naar de township te rijden dan andersom. Voor de minder bevoorrechten moet het theater op loopafstand liggen.’ De komst van KunsteKaap geeft het gemeentebestuur een aanleiding om het zaaltje in de township op te knappen. En om de investering niet verloren te laten gaan, moet het ook in de jaren daarna onderhouden en uitgebaat worden. ‘Dat’, zegt Le Roux tevreden, ‘is een deel van de erfenis die we achterlaten.’
Le Roux kan het werk dat zij in zo’n plattelandse gemeenschap doet, niet alleen af. Met haar overtuigingskracht weet ze iedereen bij het project te betrekken – van de gemeente en het bedrijfsleven tot de religieuze leiders en de schoolhoofden. Een interessant onderdeel is het ‘gemeentekoor’, waarbij zangers uit alle geledingen van de bevolking samen zes maanden lang oefenen voor de korencompetitie die wordt besloten met een grote show in het KunsteKaap Teater tijdens het Suidoosterfees. ‘We kunnen eindeloos over politiek praten’, verklaart Le Roux, die zelf een achtergrond als muziekpedagoge heeft. ‘Maar je moet een concreet programma bieden, anders blijft het ideologie. Als mensen samen zingen, doet kleur er niet meer toe. Iedereen is bezig met hetzelfde project. Als we beginnen, zitten de blanken hier, de kleurlingen daar en de zwarten weer ergens anders. Maar zodra ik “sopranen, alten, bassen” zeg, bestaan die oude groepen niet meer.’

Geen l’art pour l’art
Le Roux beschouwt vrouwen als een belangrijke bindende factor in elke gemeenschap. Daarom heeft ze inmiddels ook een project van stapel gestuurd waarin vrouwen centraal staan. Met hulp van de plaatselijke bevolking en organisaties als de Afrikaanse Christelike Vroue Vereniging én de ANC Women’s League, gaat ze op zoek naar vrouwen die een belangrijke rol hebben gespeeld binnen hun gemeenschap. Geen vrouwen in hoge posities, maar ikonische figuren die het verschil hebben gemaakt, bijvoorbeeld door een sopkombuis of een crèche te beginnen. Vervolgens vraagt Le Roux een bekende schilder, Manfred Zylla – zelf een held uit de Strugglejaren – om aan de hand van een foto een portret van zo’n vrouw te schilderen voor een rondreizende expositie, die bijvoorbeeld tijdens het Suidoosterfees of KKNK kan worden vertoond.
Le Roux is niet bang om kunst te gebruiken als middel om maatschappelijke kwesties aan te spreken. ‘We moeten af van de traditionele, elitaire manier om naar kunst te kijken’, zegt ze. ‘Maar we moeten het publiek ook opvoeden. Dat doe je door kunst relevant te maken. Toen we in Ceres waren, werkten we met de boeren én de plaaswerkers. We dachten dat de arbeiders vooral van hiphop zouden houden. Maar nee, wat ze het mooiste vonden, was het ballet! Nu komen ze eens per jaar met de trein uit Ceres – waarbij ze al om 5 uur ’s ochtends van huis gaan – om naar het ballet te kijken. Kunst helpt je om jezelf beter te begrijpen en in gesprek te gaan met de mensen om je heen. Vóór je een steen opraapt, vóór je een misdaad begaat. Maar als kunst alleen voor de elite zou zijn, was het ten dode opgeschreven.’

Grote geesten
Le Roux loopt moeilijk als gevolg van kinderpolio. Gevraagd waar ze niettemin de energie vandaan haalt om zoveel te ondernemen, antwoordt ze: ‘Ik prijs mezelf elke dag gelukkig omdat ik gehandicapt ben en omdat ik arm en als vrouw geboren ben. Als ik morgen alles kwijt raak, ga ik terug naar de township, waar mijn ouders nog steeds wonen, en begin ik gewoon opnieuw. Want ik weet hoe dat voelt. Mijn rijke vrienden hebben veel meer te verliezen.’
In haar jeugd werd ze omringd door sterke vrouwen: haar moeder en vooral haar grootmoeder, bij wie ze opgroeide en die ze om die reden haar ‘grootmaak-ma’ noemt; in totaal heeft haar oma elf kinderen opgevoed. ‘Mijn oma was een eenvoudige druivenplukker, en mijn moeder een arbeider. Maar ze hadden spirit. Ze zagen er altijd verzorgd uit, ik weet niet hoe ze dat voor elkaar kregen. En ze waren heel actief in de kerk. Trotse mensen, sterk bewust van hun culturele erfenis – bruin, Afrikaans, protestant.’ Le Roux vond het dan ook verschrikkelijk dat haar grootmoeder, die thuis en in de bruine gemeenschap in hoog aanzien stond, door de blanke madam voor wie ze werkte, met dédain werd behandeld. ‘Toch ging ze er elke dag weer heen, om geld te verdienen voor ons. Ik heb haar nooit als een slachtoffer gezien. Zij leerde me tussen verschillende werelden te navigeren.’
Behalve deze sterke vrouwen waren er ook anderen van wie Le Roux veel heeft geleerd. Om te beginnen haar leraar Afrikaans op de middelbare school in Wellington, dr. Michael le Cordeur (later hoofd van de Afrikaanse Taalraad), die haar stimuleerde om door te leren. En prof. Jakes Gerwel (oud-rector van de Universiteit van Wes-Kaapland en directeur-generaal van het kantoor van president Nelson Mandela), met wie ze samenwerkte in het bestuur van het Suidoosterfees. Aartsbisschop Desmond Tutu (in de jaren tachtig kapelaan van de Anglicaanse studentenvereniging aan de UWK) en prof. Russel Botman (de in 2014 gestorven rector van de Universiteit van Stellenbosch) leerden haar de betekenis van het woord ‘vergeving’. ‘Ik had het geluk dat ik al deze ikonische figuren, al deze grote geesten, heb mogen ontmoeten’, zegt Le Roux. ‘En in dit land, met al zijn verschillende zienswijzen, leer ik nog elke dag bij.’

Op de bres voor gehandicapten
Eerder dit jaar heeft president Zuma Le Roux aangesteld als adviseur op het gebied van gehandicaptenbeleid. Ze kan niet alleen uit haar eigen ervaring als gehandicapte putten. Haar zoon Adam is geboren met hersenverlamming. ‘Als je arm bent én gehandicapt, dan is het leven een hel. Als je gehandicapt bent, maar je hebt wel wat geld te besteden, dan is het leven een klein beetje makkelijker. De zorg voor gehandicapten komt in Zuid-Afrika nu pas op de agenda.’ Volgens Le Roux moet de hulpverlening worden afgestemd op de specifieke behoeften van elke gehandicapte. Ook gaat het om méér dan alleen financiële bijstand. ‘Mijn hele salaris gaat op aan de zorg voor Adam. Maar als ik in het ziekenhuis zit, met mijn twee verpleegsters en mijn laptop – want het duurt de hele dag – en er komt een vrouw uit Khayelitsha met een kind als hij, dan huil ik. Je kunt zien dat het kind ondervoed is, dat de moeder uitgeput is… Op zo’n moment besef ik hoe goed ik het heb. Ik wil dat de staat die vrouw helpt, niet alleen met een uitkering, maar ook met maatschappelijk werk en psychologische begeleiding. We moeten onze instanties veranderen, zodat deze vrouw ook kwaliteit van leven krijgt.’
Le Roux zet zich ook in voor werkgelegenheid voor gehandicapten. Ze gebruikt haar eigen theater als een voorbeeld van best practice. ‘Het eerste wat ik deed toen ik hier kwam werken, was alle deurknoppen vervangen, om het gebouw rolstoelvriendelijker te maken. Alle afdelingen hebben inmiddels een personeelslid met een handicap. Als één van de oude personeelsleden zich afvraagt hoe dat moet, zeg ik: jullie redden het wel!’

‘Nu begint het echte werk’
Met de eisen van Black Economic Empowerment heeft Le Roux, als hoofd van een grote instelling, geen problemen. ‘Je moet dat zien in de context van ons land. Als je begrijpt waar we vandaan komen, en waar we naartoe moeten, dan kun je geen ego hebben. Dan moet je plaats maken.’ Ook haar eigen positie zal in de toekomst worden ingenomen door een zwarte vrouw, verwacht ze. ‘Daar hebben we zelf voor gevochten.’
Dat de Zuid-Afrikaanse regering weinig geld over heeft voor de kunsten, begrijpt ze wel. KunsteKaap heeft inkomsten uit zaalhuur en krijgt ook geld binnen via de eigen producties. Dat geld wordt vervolgens weer geïnvesteerd in outreach-projecten. Zolang er nog zoveel mensen in armoede leven, vindt Le Roux het terecht dat de regering prioriteit geeft aan zaken als huisvesting, voedsel en water. ‘Als je dat voor ogen houdt, wordt het makkelijker.’ha
Le Roux is dankbaar dat zij de periode heeft mogen beleven toen Nelson Mandela president van Zuid-Afrika was. Maar het optimisme uit die jaren is inmiddels vervlogen, en het is duidelijk geworden dat ‘de Regenboognatie’ een mythe was waardoor veel verschillen en misstanden tijdelijk werden overstemd. ‘Destijds was het noodzakelijk om die euforie te beleven’, schokschoudert Le Roux, ‘anders hadden we elkaar nog steeds naar het leven gestaan. Maar nu is de tijd aangebroken om die verschillen te benoemen, vanwege de pijn, en de heling die nog steeds moet plaatsvinden. Nu begint het echte werk.’

Geen opmerkingen:

Een reactie posten