Actrice Nicola Hanekom:
"Het
Afrikaanse theater zal nooit
weer hetzelfde zijn"
(Maandblad Zuid-Afrika, maart 2016)
In Zuid-Afrika heeft Nicola Hanekom
baanbrekerswerk verricht op het gebied van locatietheater. Van een intieme
confrontatie op een rijdende bus tot explosies in het open veld – Nicola
Hanekom deinst nergens voor terug.
In
Zuid-Afrika geldt Nicola Hanekom als één van de meest revolutionaire theatermakers
van dit moment. Haar betekenis wordt weerspiegeld in de namen van enkele van de
vele prijzen die ze inmiddels heeft gewonnen, zoals een Kanna voor het ‘Beste
kopverskuiwende werk’ (2012) en de Afrikaans Onbeperk-prys vir Vernuwende Denke
(2015).
Het
Nederlandse theaterpubliek herinnert zich haar misschien nog van Hol, waarmee ze in 2013 optrad tijdens het Fringe Festival in Amsterdam. Tijdens
deze voorstelling blijft Hanekoms personage – een onzeker typetje dat aan
boulimia lijdt en dat met fanatiek sporten probeert de overtollige pondjes er
weer af te krijgen – het hele stuk lang op een loopband hollen, terwijl ze
ondertussen al haar angsten en obsessies over het licht gegeneerde publiek
uitstort. Het stuk moet van Hanekom als actrice fysiek het uiterste hebben
gevergd. De voorstellingen in Amsterdam waren nog zwaarder, omdat de lopende
band waarop ze daar in moordend tempo al haar acrobatische toeren moest
uitvoeren, groter was dan het toestel waaraan ze thuis in Zuid-Afrika gewend
was. Niettemin denkt Hanekom met veel plezier aan haar optredens in Nederland
terug.
Tijdens het
Afrikaanse Kultuurfees, dat van 8 tot en met 10 april in verschillende theaters
in Amsterdam gehouden zal worden, is Hanekom terug met Trippie. In Zuid-Afrika wordt deze voorstelling in een rijdende bus
opgevoerd. Daar staat Hanekom dus niet ver weg op een podium, maar ze staat en
zit naast en temidden van het publiek, en het ontbreken van afstand tussen
acteur en toeschouwer is voor beiden heel confronterend. Ondertussen rijdt de
bus langzamer of sneller, al naar gelang de tekst dit vereist.
Een
dergelijke uitvoering vergt een lange en zorgvuldige planning; alles moet exact
worden getimed. Helaas blijkt zo’n intensieve voorbereiding voor de optredens
tijdens het Afrikaanse Kultuurfees niet mogelijk. En wie denkt aan de realiteit
van het Amsterdamse stadsverkeer, met zijn smalle grachten en bruggetjes,
trams, taxi’s en roekeloze fietsers, zal beseffen dat het in Amsterdam nog veel
moeilijker zou zijn geweest dan in een dorp als Oudtshoorn of Stellenbosch.
Oerol als inspiratiebron
Trippie is een voorbeeld van locatietheater
of, in het Afrikaans, ‘plekspesifieke teater’: een toneelvorm die zich buiten
de muren van een traditionele theaterzaal afspeelt en waarbij de ruimte waar de
voorstelling plaatsvindt, zelf ook een rol speelt in het verhaal. Wat het
Afrikaanstalige theater betreft, heeft niemand ooit verder durven gaan om de
mogelijkheden van dit genre te verkennen dan Nicola Hanekom.
Hanekom raakte
vertrouwd met deze theatervorm toen ze in 2009 meespeelde in een voorstelling van
de Nederlandse theatergroep De Appel: Ararat,
onder regie van David Geysen. Ararat ging
in première tijdens het Klein Karoo Nasionale Kunstefees (KKNK) in Oudtshoorn,
en werd later dat jaar ook opgevoerd tijdens het Oerol Festival op
Terschelling.
Oerol was
‘vet pret’, herinnert Hanekom zich. Natuurlijk wist ze al wat locatietheater
was, bijvoorbeeld dankzij het Infecting
the City-festival, dat van 2008 tot en met 2015 in Kaapstad werd gehouden.
Vanwege de beperkte financiën was Infecting
the City echter nooit in staat om grote producties aan te bieden. Daardoor
hadden de voorstellingen doorgaans het karakter van een geïmproviseerde, eenmalige
happening. Inmiddels hebben de
organisatoren moeten besluiten om Infecting
the City 2016 af te lasten wegens een gebrek aan fondsen.
Na haar
ervaring met Ararat gaf het KKNK
Nicola Hanekom de gelegenheid om haar eigen plekspesifieke
theatervoorstelling te ontwikkelen. Dat werd Betésda (2010), dat zich in en rond een zwembad afspeelde. De
acteurs liepen kletsnat rond, terwijl de temperatuur buiten het zwembad soms
maar 10 graden was! Hanekom vervolgde haar ‘buitelug-trilogie’ met Lot (2011) en Babbel (2012). In 2014 overtrof Hanekom alle verwachtingen met het
monumentale Land van skedels, over de
ervaringen van vrouwen in concentratiekampen tijdens de Boerenoorlog. Als
schrijver, regisseur en producent van deze voorstellingen oogstte Hanekom veel
lof vanwege haar gedurfde aanpak, haar tomeloze enthousiasme én de minutieuze
voorbereiding; niets wordt aan het toeval overgelaten. Terecht werden haar plekspesifieke theaterproducties
onderscheiden met bijna alle prijzen die er te winnen waren.
‘In
Zuid-Afrika zijn de mogelijkheden beperkt’, zegt Hanekom. ‘Dus toen ik op Oerol
was, heb ik alles in me opgezogen. Maar toen ik terugkwam in Zuid-Afrika, besefte
ik dat het soort dromerige voorstellingen dat ik in Nederland had gezien, met
al die prachtige, vrije beelden, hier niet zou aanslaan. Het Zuid-Afrikaanse
publiek heeft nog veel behoefte aan een duidelijke verhaallijn. Ik werk ook
altijd met een volledig uitgewerkte tekst. Mijn voorstellingen zijn veel
taliger dan wat ik op Oerol heb gezien.’
Weg met de vierde wand!
Hanekom
houdt van locatietheater, omdat het haar als toneelschrijver, regisseur en
actrice in staat stelt om zaken op de spits te drijven. ‘Doordat de omgeving
echt is – het water, het zand, de sterren, de telefoonmast – lijkt alles veel
realistischer en kun je thema’s flink aandikken. Bij Trippie zitten de mensen écht in die bus, en daardoor kun je met je
kopreis verder gaan. En het publiek
gaat erin mee, ze geloven het.’
De traditionele
opstelling in de gymzalen die tijdens de Zuid-Afrikaanse kunstefeeste tijdelijk als theater worden ingericht, vindt Hanekom te
beperkend. ‘Het is alsof je thuis naar de televisie zit te kijken. Zodra ik de
kans krijg, probeer ik die ouderwetse vorm van theater maken te doorbreken,
ófwel met een heel intieme voorstelling zoals Trippie, waarbij acteur en publiek fysiek haast bovenop elkaar
zitten, óf met het soort spektakel waartoe locatietheater je in staat stelt,
waarbij je naar hartenlust vuren kunt laten branden en dingen kunt laten
ontploffen.’
Locatietheater
vergt veel van de acteurs. Daarnaast is het logistiek een enorme operatie.
Wanneer je, zoals bij Land van skedels,
een voorstelling ergens in het veld
buiten het dorp wil maken, moet alles daar eerst heen worden gebracht, van
water en elektriciteit tot de stoelen en toiletten voor het publiek. Dat maakt
locatietheater ook duur. Ná Land van
skedels zijn de subsidies voor dit soort kostbare producties opgedroogd.
Hoewel de dreigende verschraling van het kunstaanbod haar zorgen baart, aanvaardt
Hanekom dat festivaldirecties keuzes moeten maken.
‘Het geld
voor theaterproducties komt in Zuid-Afrika niet van de regering, maar van grote
bedrijven zoals Media24 en Clover. Onder Afrikaanstalige zakenlui is er grote
bereidheid om de Afrikaanstalige kunsten te ondersteunen. Het is jammer dat
rijke zwarte zakenlui – en die zijn er beslist! – niet op dezelfde manier willen
investeren in de Afrika-talen. Dat gebeurt nog lang niet genoeg. Ik probeer
mijn acteursvrienden uit andere taalgroepen altijd aan te moedigen om zelf ook
te gaan schrijven. Er is al genoeg Engels op deze wereld.’
Nu ook in boekvorm
De laatste
jaren was Hanekom onder meer te zien in de succesvolle en veelbekroonde bioscoopfilm
Faan se trein (2014) en de
indrukwekkende toneelvoorstelling Bloed
en rose (2014), naar een tekst van Tom Lanoye.
Opmerkelijk
is dat bij uitgeverij Protea inmiddels ook twee uitgaven van haar toneelteksten
zijn verschenen: Die pad byster (2014,
een bundel met de teksten van Trippie en
Hol) en Land van skedels (2015). Het is een eer die Hanekom heeft
overvallen, want eigenlijk is ze alleen maar gaan schrijven om nieuwe rollen en
dus ook nieuw werk voor zichzelf te creëren. Maar ze is er blij mee.
‘Gewoonlijk “gebeurt” toneel alleen op het moment dat het wordt uitgevoerd. Als
mijn man [collega-acteur Grant Swanby, red.]
en ik op ons tachtigste op onze stoep zitten,
hebben we niets om te laten zien wat we allemaal hebben gedaan. Het enige wat rest,
is een zolder vol requisieten. Jurken die door de motten worden opgevreten. Ik
word er zo droevig van als ik op zolder kom en al die personages daar zie liggen…
Dus het is fantastisch dat mijn teksten nu zijn vastgelegd en gedeeld kunnen worden.’