Posts tonen met het label Festival voor het Afrikaans. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Festival voor het Afrikaans. Alle posts tonen

vrijdag 24 november 2017

Actrice Nicola Hanekom:

"Het Afrikaanse theater zal nooit weer hetzelfde zijn"

(Maandblad Zuid-Afrika, maart 2016)

In Zuid-Afrika heeft Nicola Hanekom baanbrekerswerk verricht op het gebied van locatietheater. Van een intieme confrontatie op een rijdende bus tot explosies in het open veld – Nicola Hanekom deinst nergens voor terug.



In Zuid-Afrika geldt Nicola Hanekom als één van de meest revolutionaire theatermakers van dit moment. Haar betekenis wordt weerspiegeld in de namen van enkele van de vele prijzen die ze inmiddels heeft gewonnen, zoals een Kanna voor het ‘Beste kopverskuiwende werk’ (2012) en de Afrikaans Onbeperk-prys vir Vernuwende Denke (2015).
Het Nederlandse theaterpubliek herinnert zich haar misschien nog van Hol, waarmee ze in 2013 optrad tijdens het Fringe Festival in Amsterdam. Tijdens deze voorstelling blijft Hanekoms personage – een onzeker typetje dat aan boulimia lijdt en dat met fanatiek sporten probeert de overtollige pondjes er weer af te krijgen – het hele stuk lang op een loopband hollen, terwijl ze ondertussen al haar angsten en obsessies over het licht gegeneerde publiek uitstort. Het stuk moet van Hanekom als actrice fysiek het uiterste hebben gevergd. De voorstellingen in Amsterdam waren nog zwaarder, omdat de lopende band waarop ze daar in moordend tempo al haar acrobatische toeren moest uitvoeren, groter was dan het toestel waaraan ze thuis in Zuid-Afrika gewend was. Niettemin denkt Hanekom met veel plezier aan haar optredens in Nederland terug.
Tijdens het Afrikaanse Kultuurfees, dat van 8 tot en met 10 april in verschillende theaters in Amsterdam gehouden zal worden, is Hanekom terug met Trippie. In Zuid-Afrika wordt deze voorstelling in een rijdende bus opgevoerd. Daar staat Hanekom dus niet ver weg op een podium, maar ze staat en zit naast en temidden van het publiek, en het ontbreken van afstand tussen acteur en toeschouwer is voor beiden heel confronterend. Ondertussen rijdt de bus langzamer of sneller, al naar gelang de tekst dit vereist.
Een dergelijke uitvoering vergt een lange en zorgvuldige planning; alles moet exact worden getimed. Helaas blijkt zo’n intensieve voorbereiding voor de optredens tijdens het Afrikaanse Kultuurfees niet mogelijk. En wie denkt aan de realiteit van het Amsterdamse stadsverkeer, met zijn smalle grachten en bruggetjes, trams, taxi’s en roekeloze fietsers, zal beseffen dat het in Amsterdam nog veel moeilijker zou zijn geweest dan in een dorp als Oudtshoorn of Stellenbosch.

Oerol als inspiratiebron
Trippie is een voorbeeld van locatietheater of, in het Afrikaans, ‘plekspesifieke teater’: een toneelvorm die zich buiten de muren van een traditionele theaterzaal afspeelt en waarbij de ruimte waar de voorstelling plaatsvindt, zelf ook een rol speelt in het verhaal. Wat het Afrikaanstalige theater betreft, heeft niemand ooit verder durven gaan om de mogelijkheden van dit genre te verkennen dan Nicola Hanekom.
Hanekom raakte vertrouwd met deze theatervorm toen ze in 2009 meespeelde in een voorstelling van de Nederlandse theatergroep De Appel: Ararat, onder regie van David Geysen. Ararat ging in première tijdens het Klein Karoo Nasionale Kunstefees (KKNK) in Oudtshoorn, en werd later dat jaar ook opgevoerd tijdens het Oerol Festival op Terschelling.
Oerol was ‘vet pret’, herinnert Hanekom zich. Natuurlijk wist ze al wat locatietheater was, bijvoorbeeld dankzij het Infecting the City-festival, dat van 2008 tot en met 2015 in Kaapstad werd gehouden. Vanwege de beperkte financiën was Infecting the City echter nooit in staat om grote producties aan te bieden. Daardoor hadden de voorstellingen doorgaans het karakter van een geïmproviseerde, eenmalige happening. Inmiddels hebben de organisatoren moeten besluiten om Infecting the City 2016 af te lasten wegens een gebrek aan fondsen.
Na haar ervaring met Ararat gaf het KKNK Nicola Hanekom de gelegenheid om haar eigen plekspesifieke theatervoorstelling te ontwikkelen. Dat werd Betésda (2010), dat zich in en rond een zwembad afspeelde. De acteurs liepen kletsnat rond, terwijl de temperatuur buiten het zwembad soms maar 10 graden was! Hanekom vervolgde haar ‘buitelug-trilogie’ met Lot (2011) en Babbel (2012). In 2014 overtrof Hanekom alle verwachtingen met het monumentale Land van skedels, over de ervaringen van vrouwen in concentratiekampen tijdens de Boerenoorlog. Als schrijver, regisseur en producent van deze voorstellingen oogstte Hanekom veel lof vanwege haar gedurfde aanpak, haar tomeloze enthousiasme én de minutieuze voorbereiding; niets wordt aan het toeval overgelaten. Terecht werden haar plekspesifieke theaterproducties onderscheiden met bijna alle prijzen die er te winnen waren.
‘In Zuid-Afrika zijn de mogelijkheden beperkt’, zegt Hanekom. ‘Dus toen ik op Oerol was, heb ik alles in me opgezogen. Maar toen ik terugkwam in Zuid-Afrika, besefte ik dat het soort dromerige voorstellingen dat ik in Nederland had gezien, met al die prachtige, vrije beelden, hier niet zou aanslaan. Het Zuid-Afrikaanse publiek heeft nog veel behoefte aan een duidelijke verhaallijn. Ik werk ook altijd met een volledig uitgewerkte tekst. Mijn voorstellingen zijn veel taliger dan wat ik op Oerol heb gezien.’

Weg met de vierde wand!
Hanekom houdt van locatietheater, omdat het haar als toneelschrijver, regisseur en actrice in staat stelt om zaken op de spits te drijven. ‘Doordat de omgeving echt is – het water, het zand, de sterren, de telefoonmast – lijkt alles veel realistischer en kun je thema’s flink aandikken. Bij Trippie zitten de mensen écht in die bus, en daardoor kun je met je kopreis verder gaan. En het publiek gaat erin mee, ze geloven het.’
De traditionele opstelling in de gymzalen die tijdens de Zuid-Afrikaanse kunstefeeste tijdelijk als theater worden ingericht, vindt Hanekom te beperkend. ‘Het is alsof je thuis naar de televisie zit te kijken. Zodra ik de kans krijg, probeer ik die ouderwetse vorm van theater maken te doorbreken, ófwel met een heel intieme voorstelling zoals Trippie, waarbij acteur en publiek fysiek haast bovenop elkaar zitten, óf met het soort spektakel waartoe locatietheater je in staat stelt, waarbij je naar hartenlust vuren kunt laten branden en dingen kunt laten ontploffen.’
Locatietheater vergt veel van de acteurs. Daarnaast is het logistiek een enorme operatie. Wanneer je, zoals bij Land van skedels, een voorstelling ergens in het veld buiten het dorp wil maken, moet alles daar eerst heen worden gebracht, van water en elektriciteit tot de stoelen en toiletten voor het publiek. Dat maakt locatietheater ook duur. Ná Land van skedels zijn de subsidies voor dit soort kostbare producties opgedroogd. Hoewel de dreigende verschraling van het kunstaanbod haar zorgen baart, aanvaardt Hanekom dat festivaldirecties keuzes moeten maken.
‘Het geld voor theaterproducties komt in Zuid-Afrika niet van de regering, maar van grote bedrijven zoals Media24 en Clover. Onder Afrikaanstalige zakenlui is er grote bereidheid om de Afrikaanstalige kunsten te ondersteunen. Het is jammer dat rijke zwarte zakenlui – en die zijn er beslist! – niet op dezelfde manier willen investeren in de Afrika-talen. Dat gebeurt nog lang niet genoeg. Ik probeer mijn acteursvrienden uit andere taalgroepen altijd aan te moedigen om zelf ook te gaan schrijven. Er is al genoeg Engels op deze wereld.’

Nu ook in boekvorm
De laatste jaren was Hanekom onder meer te zien in de succesvolle en veelbekroonde bioscoopfilm Faan se trein (2014) en de indrukwekkende toneelvoorstelling Bloed en rose (2014), naar een tekst van Tom Lanoye.
Opmerkelijk is dat bij uitgeverij Protea inmiddels ook twee uitgaven van haar toneelteksten zijn verschenen: Die pad byster (2014, een bundel met de teksten van Trippie en Hol) en Land van skedels (2015). Het is een eer die Hanekom heeft overvallen, want eigenlijk is ze alleen maar gaan schrijven om nieuwe rollen en dus ook nieuw werk voor zichzelf te creëren. Maar ze is er blij mee. ‘Gewoonlijk “gebeurt” toneel alleen op het moment dat het wordt uitgevoerd. Als mijn man [collega-acteur Grant Swanby, red.] en ik op ons tachtigste op onze stoep zitten, hebben we niets om te laten zien wat we allemaal hebben gedaan. Het enige wat rest, is een zolder vol requisieten. Jurken die door de motten worden opgevreten. Ik word er zo droevig van als ik op zolder kom en al die personages daar zie liggen… Dus het is fantastisch dat mijn teksten nu zijn vastgelegd en gedeeld kunnen worden.’