Posts tonen met het label Johann van der Sandt. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Johann van der Sandt. Alle posts tonen

woensdag 28 juni 2017

Johann van der Sandt - De Drakies komen!

Maandblad Zuid-Afrika, september 2013

Het Drakensberg Boys Choir of het Drakensbergse Seunskoor is een van de beste jongenskoren ter wereld. De ‘Drakies’, zoals ze ook wel worden genoemd, beheersen alle stijlen, van klassiek tot de typisch Zuid-Afrikaanse gumboot dance en pop. Deze maand geven ze vier concerten in Nederland.

In de Drakensbergen, op zo’n 20 km van het dorpje Winterton, ligt de campus van de Drakensberg Boys Choir School (DBCS). Hier, in Champagne Valley, op een boerderij temidden van hoge bergtoppen, watervallen en adembenemende vergezichten, begon de familie Tungay in 1967 een koorschool voor zo’n 20 jongens. Sindsdien is het Drakensbergse Seunskoor uitgegroeid tot een van de bekendste koren ter wereld. Het verschil met dat andere beroemde  jongenskoor, de Wiener Sängerknaben, is, dat ‘de Drakies’ naast klassieke en moderne koorwerken, popsongs en volksliedjes van over de hele wereld, veel Afrikaanse traditionals op hun repertoire hebben staan. Dus niet alleen ‘Cantate Domino’ van Monteverdi, de ‘Mass of the Children’ van John Rutter, ‘Lux Aurumque’ van Eric Whitacre en een etherisch Fins volksliedje over de eerste sneeuwvlokken, maar bijvoorbeeld ook Miriam Makeba’s ‘Pata Pata’ en een meeslepende Zuid-Afrikaanse gumboot dance. Het is het juist dat Afrikaanse element in hun programma dat tijdens hun vele concerten in het buitenland – ze waren al bijna overal in Afrika, Europa, Noord-Amerika, Israël en het Verre Oosten – een ware sensatie teweegbrengt. Want wie heeft tijdens een optreden van de Wiener Sängerknaben nou al ooit de drang gevoeld om op een stoel te klimmen en mee te dansen? Het Drakensbergse Seunskoor geldt dan ook al jaren als een van de meest waardevolle visitekaartjes van het land.

Trots
Een paar jaar geleden ging het even wat minder met de Drakies. Maar in 2008 werd Johann van der Sandt aangetrokken als de nieuwe koordirigent en artistiek leider van de school. De Zuid-Afrikaan studeerde koordirectie in Gorinchem (Nederland) en heeft zich ontwikkeld tot een invloedrijk componist en arrangeur voor moderne koormuziek. Vóór hij de overstap maakte naar de Drakensberg Boys Choir School was hij tien jaar lang docent, later hoogleraar, aan de Universiteit van Pretoria. Ook leidde hij twee topkoren, ‘Singkronies’ en ‘Tuks Camerata’, waarmee hij op internationale koorfestivals regelmatig in de prijzen viel. Dat alles liet hij achter zich, toen hij in 2008 met zijn gezin de hectiek van Pretoria verruilde voor de rust en afzondering van de Drakensbergen. Door enkele jaren van gebrekkige leiding zat het koor toen even in een dip. Maar na enkele jaren keihard werken is het nu weer terug op het niveau waarmee het in de eerste dekaden van zijn bestaan internationaal furore maakte.
‘De Drakensberg Boys Choir School is een middenschool, van graad 4 tot graad 9’, vertelt Van der Sandt. ‘De jongens komen hier binnen als ze 10 zijn en gaan weer weg als ze 15 zijn. De laatste twee jaar van hun middelbare-schooltijd volgen ze op een gewone school. Wij zeggen altijd: we zijn een koor met een school. Een koorschool dus. De jongens krijgen per week drie lesuren muziektheorie en twee lesuren luistertraining, waarbij ze bijvoorbeeld moeten leren om van het blad te zingen en een stemvork te gebruiken. Omdat we zo vaak op tournee zijn, blijft er weinig tijd over voor de reguliere lesstof. Het valt niet mee om aan het einde van het jaar het boek uit te krijgen. Toch behalen ze in hun examenjaar meestal schitterende resultaten. Dat is te danken aan de discipline en het zelfvertrouwen die ze op onze school hebben gekregen. Ze hebben geleerd om doelgericht en zelfstandig te werken. Ook hier moeten we ze die studievaardigheden eerst aanleren. Vaak krijgen we klippe binnen, stenen, en wij moeten daar diamantjes van maken. Het duurt gewoonlijk minimaal twee maanden voor een new boy de felbegeerde concertstatus krijgt. Daarvoor moet hij 25 kleine toetsen doen: niet alleen bladmuziek lezen, maar bijvoorbeeld ook tafeletiquette en hoe je je tas in moet pakken als je op tournee gaat. De laatste toets is een sololied, dat hij voor de hele school moet zingen. Als dat goed gaat, krijgt hij zijn concertstatus. Maar dan moet hij nog al die liederen instuderen, dus dan begint het échte werk pas.’
Worden de jongens niet te veel onder druk gezet? Van der Sandt maakt zich hier weinig zorgen over. ‘Een kind, een jongen, is niet van glas. Hij is van rubber. Je kunt aan ‘m sjorren en er richting aan geven, en hij schiet altijd weer terug in zijn oorspronkelijke vorm. Voor sommigen is het in het begin even moeilijk, maar zodra ze hun concertstatus hebben gekregen, valt die last van ze af. Elke woensdagmiddag geven we een concert voor publiek in het auditorium van de school en ook in het weekend treden we vaak ergens op. Ikzelf beschouw die concerten slechts als bijproduct van de opleiding die we ze bieden. Maar de jongens vinden dit juist leuk en ze weten dat ze alleen mee kunnen doen als ze de stof beheersen.  En ze zijn trots op het systeem, trots om een Drakie te zijn.’
Ondanks al die aandacht voor muziek en ondanks de afgezonderde ligging van de school, wordt erop toegezien dat de jongens zich veelzijdig ontwikkelen. Sport neemt een belangrijke plaats in, ook al wordt er niet in competitieverband gespeeld, omdat andere scholen vaak juist op woensdagmiddag wedstrijden houden, tegelijk met het wekelijkse concert. In het weekend gaan de jongens vaak wandelen, bergklimmen of zwemmen in de rivier. Dat kan allemaal in de directe omgeving van de campus. En net als andere kinderen van hun leeftijd, hebben de jongens ook mobieltjes en laptops, zodat ze via Whatsapp, Mxit en Facebook contact kunnen houden met vrienden en familie.

(Tekst loopt door onder de foto.)

Drakensbergse Seunskoor


Iedereen gelijk
De samenstelling van de groep, zegt Van der Sandt, is ‘zo divers als de regenboog’. De tijd dat alleen kinderen van rijke ouders Drakie konden worden, is al lang voorbij. De school gaat actief op zoek naar nieuw talent. Als het koor ergens optreedt, wordt er vaak van tevoren aangekondigd dat er na de voorstelling audities gehouden zullen worden. Of het tourprogramma wordt onderbroken voor een bezoek aan een lagere school in de buurt. Van elke twintig kandidaten komt er misschien één op de school terecht, dus er moeten heel wat audities worden afgenomen!
De DBCS is een particuliere school. Ondanks het feit dat de Drakies al jarenlang belangrijke ambassadeurs zijn voor hun land, ontvangt de school geen overheidssubsidie. Er zijn maar weinig ouders – niet alleen in arme gemeenschappen, maar ook in het middenstandsmilieu – die het schoolgeld kunnen opbrengen. De meeste leerlingen krijgen een beurs, afkomstig van een bedrijf of een individuele maecenas. Er zijn ook ouders die het wél kunnen betalen, ‘maar zo’n kind moet dan nog steeds slagen voor zijn toetsen.’
Verschillen in afkomst spelen op de school geen enkele rol. ‘Dat is wat zo mooi is aan muziek’, zegt Van der Sandt. ‘Muziek kent geen klasse. Het is een totale gelykmaker. Op deze school telt alleen je talent. En het is prachtig om te zien hoe kinderen elkaar onvoorwaardelijk aanvaarden.’
Bij veel andere jongerenkoren, zoals de Wiener Sängerknaben, wordt een leerling uit het koor gezet zodra hij de baard in de keel krijgt. Een Drakie blijft echter tot eind graad 9 deel van het koor. Volgens Van der Sandt is het beter om ook in deze moeilijke fase te blijven zingen. De stem is een soort spier, zegt hij, die je moet blijven trainen. ‘Net als een vlinder die ontpopt. Als zijn vleugels geen kans krijgen om zich te ontwikkelen, zal hij nooit kunnen vliegen. Onze jongens zingen dóór. Dat betekent, dat we, anders dan een discant koor als de Wiener Sängerknaben, een vierstemmig koor zijn, compleet met tenoren en bassen. Maar wel met de kenmerkende klank die hoort bij de puberteit.’
De leerlingen verlaten de school als ze 15 jaar oud zijn, eind van graad 9. De overgang van de besloten omgeving van de DBCS naar een school met 800 of 900 leerlingen verloopt over het algemeen goed. Wat de jongens vooral missen, vertelt Van der Sandt, is de muziek. Terwijl een Drakie gewend is om in drie weken zelfstandig een complete mis in te studeren, leert een schoolkoor doorgaans niet meer dan vier liedjes per jaar; precies genoeg om mee te doen aan de vele koorcompetities die in Zuid-Afrika worden gehouden. Een ander verschil is, dat veel kinderen in het reguliere onderwijs geen noten kunnen lezen en liedjes ‘volgens de papegaai-methode’ aangeleerd krijgen, zoals Van der Sandt het noemt. ‘Dan houd ik ze maar voor: het gaat niet om jou, het gaat om de muziek. En die vier liedjes verdienen je respect.’
Niet alle Drakies keren na graad 9 terug naar hun oude omgeving. Vanwege de excellente studievaardigheden die ze op de DBCS hebben ontwikkeld, krijgen ze vaak beurzen aangeboden voor de meest prestigieuze scholen van het land. En dat maakt toelating tot de universiteit, een paar jaar later, ook weer makkelijker.
Veel voormalige Drakies groeien uit tot uitstekende koorleiders. En voor sommigen, zoals Jacques Imbrailo, Deon van der Walt en Clint van der Linde  vormt de DBCS de springplank naar een succesvolle loopbaan als zanger op de internationale concertpodia. Maar de old boys keren graag nog eens terug naar hun oude school, om samen met de nieuwe Drakies op te treden tijdens grote evenementen zoals ‘Music in the Mountains’ en ‘Christmas in the Mountains’.

Lekker stout
De diversiteit van het repertorium maakt het Drakensbergse Seunskoor uniek. Zo zingen de jongens Afrikaanse traditionals in alle elf officiële landstalen en deinsen ze niet terug voor volksmuziek in bijvoorbeeld het Russisch, Japans of Zweeds. Van der Sandt ziet het als zijn taak als muzikaal leider om elk stuk voor hen te ontsluiten. Dat hij daarin slaagt, blijkt uit het plezier en de toewijding waarmee de jongens de liederen brengen. De keuze van het repertorium wordt onder meer bepaald door de samenstelling van het koor. ‘Een koor is een instrument’, verduidelijkt Van der Sandt. ‘Ik heb niet elk jaar lage bassen die e-moll aan kunnen.’
In de toekomst wil Van der Sandt meer werk van Zuid-Afrikaanse componisten gaan uitvoeren, net zoals hij dat in het verleden met Singkronies en Tuks Camerata deed. ‘De laatste jaren is er fantastisch nieuw werk bij gekomen van componisten als Hendrik Hofmeyr, Pieter Bezuidenhout, Charl Botha, Mokale Kaopeng, Niel van der Watt en Mbuso Ndlovu.  En dan is er werk dat nog nooit is opgenomen, zoals van Pieter van der Westhuizen, of Pieter de Villiers’ prachtige koorcyclussen op basis van gedichten van Boerneef. We zijn een Zuid-Afrikaans koor en we willen iets van onze eigen cultuur nalaten.’

De jongens zelf komen ook met voorstellen. Als het om popmuziek gaat, laat Van der Sandt zich door hen leiden. Samen werken ze vervolgens het arrangement uit. Daarom worden de jongens ook genoemd in de credits op de cd. ‘Dat ze kunnen improviseren op een noot of een ritme, dat ze hun timbre kunnen aanpassen of een uitdrukkingswaarde daaraan hechten, is het resultaat van keihard oefenen. Het doel van een goede muziekopleiding is dat een student leert om de elementen van de muziek naar zijn eigen hand te zetten. Deze jongens kunnen dat en dat maakt dit koor zo’n heerlijk instrument om mee te werken. Afgezien van het feit dat ze bleddie stout zijn, maar daar zijn het jongens voor!’

Maandblad Zuid-Afrika, september 2013