Maandblad Zuid-Afrika, september 2013
Het Drakensberg Boys Choir of het Drakensbergse Seunskoor is een van de beste jongenskoren ter wereld. De ‘Drakies’, zoals ze ook wel worden genoemd, beheersen alle stijlen, van klassiek tot de typisch Zuid-Afrikaanse gumboot dance en pop. Deze maand geven ze vier concerten in Nederland.
In de
Drakensbergen, op zo’n 20 km van het dorpje Winterton, ligt de campus van de Drakensberg
Boys Choir School (DBCS). Hier, in Champagne Valley, op een boerderij temidden
van hoge bergtoppen, watervallen en adembenemende vergezichten, begon de
familie Tungay in 1967 een koorschool voor zo’n 20 jongens. Sindsdien is het
Drakensbergse Seunskoor uitgegroeid tot een van de bekendste koren ter wereld. Het
verschil met dat andere beroemde
jongenskoor, de Wiener Sängerknaben, is, dat ‘de Drakies’ naast
klassieke en moderne koorwerken, popsongs en volksliedjes van over de hele
wereld, veel Afrikaanse traditionals op
hun repertoire hebben staan. Dus niet alleen ‘Cantate Domino’ van Monteverdi,
de ‘Mass of the Children’ van John Rutter, ‘Lux Aurumque’ van Eric Whitacre en
een etherisch Fins volksliedje over de eerste sneeuwvlokken, maar bijvoorbeeld ook
Miriam Makeba’s ‘Pata Pata’ en een meeslepende Zuid-Afrikaanse gumboot dance. Het is het juist dat
Afrikaanse element in hun programma dat tijdens hun vele concerten in het
buitenland – ze waren al bijna overal in Afrika, Europa, Noord-Amerika, Israël
en het Verre Oosten – een ware sensatie teweegbrengt. Want wie heeft tijdens
een optreden van de Wiener Sängerknaben nou al ooit de drang gevoeld om op een
stoel te klimmen en mee te dansen? Het Drakensbergse Seunskoor geldt dan ook al
jaren als een van de meest waardevolle visitekaartjes van het land.
Trots
Een paar
jaar geleden ging het even wat minder met de Drakies. Maar in 2008 werd Johann
van der Sandt aangetrokken als de nieuwe koordirigent en artistiek leider van
de school. De Zuid-Afrikaan studeerde koordirectie in Gorinchem (Nederland) en
heeft zich ontwikkeld tot een invloedrijk componist en arrangeur voor moderne
koormuziek. Vóór hij de overstap maakte naar de Drakensberg Boys Choir School
was hij tien jaar lang docent, later hoogleraar, aan de Universiteit van
Pretoria. Ook leidde hij twee topkoren, ‘Singkronies’ en ‘Tuks Camerata’,
waarmee hij op internationale koorfestivals regelmatig in de prijzen viel. Dat
alles liet hij achter zich, toen hij in 2008 met zijn gezin de hectiek van
Pretoria verruilde voor de rust en afzondering van de Drakensbergen. Door
enkele jaren van gebrekkige leiding zat het koor toen even in een dip. Maar na
enkele jaren keihard werken is het nu weer terug op het niveau waarmee het in
de eerste dekaden van zijn bestaan internationaal furore maakte.
‘De
Drakensberg Boys Choir School is een middenschool, van graad 4 tot graad 9’,
vertelt Van der Sandt. ‘De jongens komen hier binnen als ze 10 zijn en gaan
weer weg als ze 15 zijn. De laatste twee jaar van hun middelbare-schooltijd
volgen ze op een gewone school. Wij zeggen altijd: we zijn een koor met een
school. Een koorschool dus. De jongens krijgen per week drie lesuren muziektheorie
en twee lesuren luistertraining, waarbij ze bijvoorbeeld moeten leren om van
het blad te zingen en een stemvork te gebruiken. Omdat we zo vaak op tournee zijn,
blijft er weinig tijd over voor de reguliere lesstof. Het valt niet mee om aan
het einde van het jaar het boek uit te krijgen. Toch behalen ze in hun
examenjaar meestal schitterende resultaten. Dat is te danken aan de discipline
en het zelfvertrouwen die ze op onze school hebben gekregen. Ze hebben geleerd
om doelgericht en zelfstandig te werken. Ook hier moeten we ze die studievaardigheden
eerst aanleren. Vaak krijgen we klippe binnen,
stenen, en wij moeten daar diamantjes van maken. Het duurt gewoonlijk minimaal
twee maanden voor een new boy de
felbegeerde concertstatus krijgt. Daarvoor moet hij 25 kleine toetsen doen: niet
alleen bladmuziek lezen, maar bijvoorbeeld ook tafeletiquette en hoe je je tas
in moet pakken als je op tournee gaat. De laatste toets is een sololied, dat
hij voor de hele school moet zingen. Als dat goed gaat, krijgt hij zijn
concertstatus. Maar dan moet hij nog al die liederen instuderen, dus dan begint
het échte werk pas.’
Worden de
jongens niet te veel onder druk gezet? Van der Sandt maakt zich hier weinig
zorgen over. ‘Een kind, een jongen, is niet van glas. Hij is van rubber. Je
kunt aan ‘m sjorren en er richting aan geven, en hij schiet altijd weer terug in
zijn oorspronkelijke vorm. Voor sommigen is het in het begin even moeilijk,
maar zodra ze hun concertstatus hebben gekregen, valt die last van ze af. Elke
woensdagmiddag geven we een concert voor publiek in het auditorium van de
school en ook in het weekend treden we vaak ergens op. Ikzelf beschouw die
concerten slechts als bijproduct van de opleiding die we ze bieden. Maar de
jongens vinden dit juist leuk en ze weten dat ze alleen mee kunnen doen als ze de
stof beheersen. En ze zijn trots op het
systeem, trots om een Drakie te zijn.’
Ondanks al
die aandacht voor muziek en ondanks de afgezonderde ligging van de school,
wordt erop toegezien dat de jongens zich veelzijdig ontwikkelen. Sport neemt
een belangrijke plaats in, ook al wordt er niet in competitieverband gespeeld,
omdat andere scholen vaak juist op woensdagmiddag wedstrijden houden, tegelijk
met het wekelijkse concert. In het weekend gaan de jongens vaak wandelen,
bergklimmen of zwemmen in de rivier. Dat kan allemaal in de directe omgeving
van de campus. En net als andere kinderen van hun leeftijd, hebben de jongens
ook mobieltjes en laptops, zodat ze via Whatsapp, Mxit en Facebook contact
kunnen houden met vrienden en familie.
(Tekst loopt door onder de foto.)
Drakensbergse Seunskoor
Iedereen gelijk
De
samenstelling van de groep, zegt Van der Sandt, is ‘zo divers als de
regenboog’. De tijd dat alleen kinderen van rijke ouders Drakie konden worden,
is al lang voorbij. De school gaat actief op zoek naar nieuw talent. Als het
koor ergens optreedt, wordt er vaak van tevoren aangekondigd dat er na de
voorstelling audities gehouden zullen worden. Of het tourprogramma wordt
onderbroken voor een bezoek aan een lagere school in de buurt. Van elke twintig
kandidaten komt er misschien één op de school terecht, dus er moeten heel wat
audities worden afgenomen!
De DBCS is
een particuliere school. Ondanks het feit dat de Drakies al jarenlang belangrijke
ambassadeurs zijn voor hun land, ontvangt de school geen overheidssubsidie. Er
zijn maar weinig ouders – niet alleen in arme gemeenschappen, maar ook in het
middenstandsmilieu – die het schoolgeld kunnen opbrengen. De meeste leerlingen
krijgen een beurs, afkomstig van een bedrijf of een individuele maecenas. Er zijn ook ouders die het wél
kunnen betalen, ‘maar zo’n kind moet dan nog steeds slagen voor zijn toetsen.’
Verschillen
in afkomst spelen op de school geen enkele rol. ‘Dat is wat zo mooi is aan
muziek’, zegt Van der Sandt. ‘Muziek kent geen klasse. Het is een totale gelykmaker. Op deze school telt alleen
je talent. En het is prachtig om te zien hoe kinderen elkaar onvoorwaardelijk
aanvaarden.’
Bij veel
andere jongerenkoren, zoals de Wiener Sängerknaben, wordt een leerling uit het
koor gezet zodra hij de baard in de keel krijgt. Een Drakie blijft echter tot
eind graad 9 deel van het koor. Volgens
Van der Sandt is het beter om ook in deze moeilijke fase te blijven zingen. De
stem is een soort spier, zegt hij, die je moet blijven trainen. ‘Net als een
vlinder die ontpopt. Als zijn vleugels geen kans krijgen om zich te
ontwikkelen, zal hij nooit kunnen vliegen. Onze jongens zingen dóór. Dat
betekent, dat we, anders dan een discant koor als de Wiener Sängerknaben, een vierstemmig
koor zijn, compleet met tenoren en bassen. Maar wel met de kenmerkende klank
die hoort bij de puberteit.’
De leerlingen
verlaten de school als ze 15 jaar oud zijn, eind van graad 9. De overgang van de besloten omgeving van de DBCS naar een
school met 800 of 900 leerlingen verloopt over het algemeen goed. Wat de
jongens vooral missen, vertelt Van der Sandt, is de muziek. Terwijl een Drakie
gewend is om in drie weken zelfstandig een complete mis in te studeren, leert
een schoolkoor doorgaans niet meer dan vier liedjes per jaar; precies genoeg om
mee te doen aan de vele koorcompetities die in Zuid-Afrika worden gehouden. Een
ander verschil is, dat veel kinderen in het reguliere onderwijs geen noten
kunnen lezen en liedjes ‘volgens de papegaai-methode’ aangeleerd krijgen, zoals
Van der Sandt het noemt. ‘Dan houd ik ze maar voor: het gaat niet om jou, het
gaat om de muziek. En die vier liedjes verdienen je respect.’
Niet alle
Drakies keren na graad 9 terug naar
hun oude omgeving. Vanwege de excellente studievaardigheden die ze op de DBCS
hebben ontwikkeld, krijgen ze vaak beurzen aangeboden voor de meest
prestigieuze scholen van het land. En dat maakt toelating tot de universiteit,
een paar jaar later, ook weer makkelijker.
Veel
voormalige Drakies groeien uit tot uitstekende koorleiders. En voor sommigen,
zoals Jacques Imbrailo, Deon van der Walt en Clint van der Linde vormt de DBCS de springplank naar een succesvolle
loopbaan als zanger op de internationale concertpodia. Maar de old boys keren graag nog eens terug naar
hun oude school, om samen met de nieuwe Drakies op te treden tijdens grote
evenementen zoals ‘Music in the Mountains’ en ‘Christmas in the Mountains’.
Lekker stout
De
diversiteit van het repertorium maakt het Drakensbergse Seunskoor uniek. Zo
zingen de jongens Afrikaanse traditionals
in alle elf officiële landstalen en deinsen ze niet terug voor volksmuziek in
bijvoorbeeld het Russisch, Japans of Zweeds. Van der Sandt ziet het als zijn taak
als muzikaal leider om elk stuk voor hen te ontsluiten. Dat hij daarin slaagt,
blijkt uit het plezier en de toewijding waarmee de jongens de liederen brengen.
De keuze van het repertorium wordt onder meer bepaald door de samenstelling van
het koor. ‘Een koor is een instrument’, verduidelijkt Van der Sandt. ‘Ik heb
niet elk jaar lage bassen die e-moll aan kunnen.’
In de
toekomst wil Van der Sandt meer werk van Zuid-Afrikaanse componisten gaan
uitvoeren, net zoals hij dat in het verleden met Singkronies en Tuks Camerata
deed. ‘De laatste jaren is er fantastisch nieuw werk bij gekomen van componisten
als Hendrik Hofmeyr, Pieter Bezuidenhout, Charl Botha, Mokale Kaopeng, Niel van
der Watt en Mbuso Ndlovu. En dan is er
werk dat nog nooit is opgenomen, zoals van Pieter van der Westhuizen, of Pieter
de Villiers’ prachtige koorcyclussen op basis van gedichten van Boerneef. We
zijn een Zuid-Afrikaans koor en we willen iets van onze eigen cultuur nalaten.’
De jongens
zelf komen ook met voorstellen. Als het om popmuziek gaat, laat Van der Sandt
zich door hen leiden. Samen werken ze vervolgens het arrangement uit. Daarom
worden de jongens ook genoemd in de credits op de cd. ‘Dat ze kunnen
improviseren op een noot of een ritme, dat ze hun timbre kunnen aanpassen of
een uitdrukkingswaarde daaraan hechten, is het resultaat van keihard oefenen. Het
doel van een goede muziekopleiding is dat een student leert om de elementen van
de muziek naar zijn eigen hand te zetten. Deze jongens kunnen dat en dat maakt
dit koor zo’n heerlijk instrument om mee te werken. Afgezien van het feit dat
ze bleddie stout zijn, maar daar zijn
het jongens voor!’
Maandblad Zuid-Afrika, september 2013