In de laatste jaren van zijn academische loopbaan heeft Etienne van Heerden de studentenprotesten aan de Universiteit van Kaapstad van dichtbij meegemaakt. In zijn nieuwe roman beschrijft hij de onlusten op de campus als symptoom van een overgangstijdperk. De oude orde heeft afgedaan, maar niemand weet nog hoe de nieuwe werkelijkheid eruit zal zien. Of toch?
Volgens de wereldberoemde Zuid-Afrikaanse misdaadschrijver Deon Meyer is het geheim voor een geslaagde thriller dat er al op de eerste bladzijden van het boek een lijk voorkomt. In Etienne van Heerdens magistrale nieuwe roman Die biblioteek aan die einde van die wêreld wordt de lezer in de eerste twee hoofdstukken vergast op een mysterieuze kruisboogschutter die in Kaapstad willekeurige slachtoffers lijkt te maken én op een lichaam dat in Shanghai bij de promenade langs de rivier aanspoelt.
Deze thrillerelementen
geven de omvangrijke roman (640 pagina’s!) onmiddellijk een zekere spanning. Toch
is het boek niet plot-gedreven, maar idee-gedreven. Van Heerden geeft een beeld
van de anarchie die heerste in de nadagen van het presidentschap van Jacob Zuma.
Daarnaast houdt de roman een niet mis te verstane waarschuwing in voor onze
huidige tijd.
‘Data zijn de nieuwe olie’
Het verhaal heeft twee hoofdpersonages.
De eerste is Ian Brand, zoon van een projectontwikkelaar die in het oude
Zuid-Afrika rijk is geworden dankzij zijn banden met de apartheidsregering.
Over het algemeen heeft Ian zijn leven keurig op orde, al heeft hij soms last
van traumatische herinneringen aan zijn tijd als soldaat in de Grensoorlog.
Ian
is een jurist die gespecialiseerd is in gezichtsherkenning en andere vormen van
kunstmatige intelligentie, en de impact van deze moderne technologie op de
privacy van burgers. Wat zijn de risico’s wanneer al onze gegevens op straat
liggen? Wie is er verantwoordelijk als ons leven bepaald wordt door algoritmes?
Welke machtige partij schuilt daarachter en wat is die met ons van plan?
Naast
zijn werk volgt Ian colleges Vertaalkunde aan de Universiteit van Kaapstad. Zo
belandt hij middenin de studentenprotesten van de FeesMustFall-beweging. Deze
protesten begonnen met het omverhalen van het standbeeld van Cecil John Rhodes
op de campus in 2015. Inmiddels eisen de studenten de volledige dekolonisatie
van de universiteit. Niet alleen de inrichting van de openbare ruimte, maar ook
het curriculum en het lesgeven van de docenten staan ter discussie. De sfeer is
explosief; elk college kan in geweld ontaarden.
Typisch voor de
opstelling van de ‘Vallisten’ is hun woede jegens de kunstwerken die op de
campus te zien zijn. Volgens de studenten weerspiegelen ze een verfoeilijke
koloniale mindset; ze kunnen nog maar net van de brandstapel gered worden. Dat er
ook schilderijen tussen zitten van Breyten Breytenbach en andere kunstenaars
die aan de goede kant gevochten hebben, weet bijna niemand meer. De studenten
willen dat de universiteit een ‘safe space’ wordt waar niemand zich gekwetst of
gediscrimineerd hoeft te voelen.
Ian, daarentegen,
stamt uit een traditie waarin kunst dissident en taboedoorbrekend móest zijn.
Als Afrikaner is hij op de Engelstalige campus toch al een vreemde eend in de
bijt. Hoewel hij zichzelf nooit met de Afrikaners heeft willen associëren, duwt
zijn liefde voor zijn taal hem in deze omgeving niettemin in een specifieke
richting. Het Afrikaans wordt zijn ‘etniese merker. Die kaïnsmerk.’ Als
prototypische Afrikaner moet Ian de schuld van een heel volk op zich nemen.
‘Ons eet lekker’
Tijdens de colleges komt Ian in
contact met het tweede hoofdpersonage van de roman, Thuli Khumalo, een van de leiders
van het studentenprotest. Thuli is de dochter van de voormalige Struggle-activist
Cat Khumalo, die na terugkeer uit ballingschap is opgeklommen tot minister en tot
rechterhand van ‘Nommer Een’: president Jacob Zuma. Khumalo’s favoriete uitdrukking
is ‘Ons eet lekker’, ofwel: na de opofferingen uit het verleden is de tijd
aangebroken om het er eens flink van te nemen. Volgens Thuli heeft de generatie
van haar vader de revolutie verraden; het is aan de Vallisten om de
bevrijdingsstrijd verder te voeren.
De losse structuur
van de roman stelt Van Heerden in staat om het verhaal te larderen met
verwijzingen naar bekende nieuwsgebeurtenissen uit Zuma’s laatste jaren als
president. Corruptie en staatskaping; de miljoenen verslindende verbouwing van zijn
privéwoning Nkandla; de dienstleveringsprotesten, grondonteigening, plaasmoorde,
bendegeweld, ‘White Monopoly Capital’, de SABC8 en natuurlijk de tweets van voormalig
DA-leider Helen Zille... Voor wie de berichten uit Zuid-Afrika gevolgd heeft,
is de roman een feest van herkenning.
‘Domeine van dophou’
Na een schokkende ontdekking
vertrekt Thuli op een missie naar China. Daar belandt ze in een samenleving die
beheerst wordt door kunstmatige intelligentie, ‘die realiteit van die toekoms’,
een wereld waar ‘jy as jy’ (het individu) overbodig is geworden.
Lezers die vertrouwd
zijn met het magisch-realistische element in Van Heerdens oeuvre, zullen
misschien denken dat de schrijver hier de realiteit heeft losgelaten en zijn
fantasie de vrije teugel heeft gegeven.
Helaas is niets
minder waar. Van Heerden ként China, hij heeft het land meermaals bezocht, en
de roman houdt wel degelijk een waarschuwing in. Is China niet bezig om met
zijn technologie het Afrikaanse continent opnieuw te koloniseren? En wat wordt
er van ons, in de rest van de wereld, als we toestaan dat onbekende machten
alles over ons te weten komen?
Woorden als wapens
Ian komt steeds verder in de
problemen. In zijn isolement droomt hij van een bibliotheek ‘aan die einde van
die grondpad’, ergens in een afgelegen dorpje in de Karoo: een bewaarplek voor
boeken en kunstwerken die een ouderwets beschavingsideaal vertegenwoordigen dat
sindsdien uit de mode is geraakt.
Bij de discussies die
tijdens de colleges Vertaalkunde gevoerd worden, heeft Thuli gewoonlijk het
laatste woord. Iedere redenatie loopt vast als je er telkens aan herinnerd
wordt dat er daarbuiten mensen rondlopen die honger hebben. Volgens Van Heerden
is Thuli’s agressie vergelijkbaar met een gummiknuppel, een pepperspray of
zelfs een molotovcocktail.
Van Heerden
beschrijft een overgangstijd waarin oude waarden onherroepelijk teloor gaan
terwijl niemand nog weet wat ervoor in de plaats zal komen. In het licht van de
explosieve situatie die er jarenlang op de Zuid-Afrikaanse universiteitscampussen
heeft geheerst, is Die biblioteek aan die einde van die wêreld een gewaagd
boek. De personages nemen controversiële standpunten in; de vele absurdistische
bijfiguren vormen een koor van stemmen en tegenstemmen.
Om te voorkomen dat
het boek hetzelfde lot zou ondergaan als de kunstwerken op de campus die bijna
op de brandstapel waren beland, is het manuscript voor publicatie door meerdere
lezers zorgvuldig doorgenomen. Ook zijn er aan begin en eind duidelijke disclaimers
opgenomen die er geen twijfel over laten bestaan dat het verhaal, ondanks de
verwijzingen naar de Zuid-Afrikaanse actualiteit, in laatste instantie op
fictie berust. Het feit dat het personage Saartjie Windvoël uit de eerdere
romans In stede van die liefde (2005) en Klimtol (2014) in Die
biblioteek aan die einde van die wêreld opnieuw haar opwachting maakt,
bevestigt het fictionele karakter van het boek.
Voor zover bekend heeft Van Heerden het dan ook niet nodig gehad om, zoals Ian in het boek, door een wc-raampje te klauteren om te ontsnappen aan verontwaardigde lezers. Wel werd deze tour de force terecht bekroond met de UJ-prys vir Skeppende Skryfwerk 2020.
Etienne van Heerden, Die biblioteek aan die einde van die wêreld. Kaapstad: Tafelberg, 2019. ISBN: 9780624089216. 624, prijs: R 360. (Tevens via Bol.com beschikbaar als e-boek.)
Deze recensie is in november 2020 verschenen op Spectrum, het online platform van het Zuid-Afrikahuis in Amsterdam.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten