Een ‘memoir’ over ‘liefde en geweld
in Zuid-Afrika’. In Om het hart terug te
brengen keert Annemarié van Niekerk vanuit Nederland terug naar haar
geboorteland, nadat vrienden van haar tijdens een overval op hun boerderij zijn
vermoord. De reis roept bij de schrijfster herinneringen op aan haar eigen
verleden, haar vader, een overtuigde Afrikaner-nationalist, en aan haar vroegere
geliefde, een zwarte intellectueel en activist.
Om het hart terug te brengen
begint op 15 augustus 2015, met de moord op jouw goede vriend Ruben Gouws en
zijn bejaarde moeder, tannie Hermien, op een boerderij in de Oostkaap. Wat voor
mensen waren Ruben en Hermien?
Ik
leerde Ruben kennen in 1986, toen ik een baan kreeg aan de universiteit van
Umtata (nu Mthatha), de hoofdstad van het destijdse thuisland Transkei. Ik
woonde in Efata, even buiten Umtata, en Ruben was mijn buurman. Ik was pas 24
en alles was nieuw. In die tijd was Ruben een grote steun voor me en we
werden al gauw hechte vrienden.
In
Efata werkte Ruben op een school voor dove en blinde kinderen. Na de dood van
zijn vader in 1996 keerde hij terug naar Pinevale, de boerderij van zijn
familie in de buurt van het gehucht Ida, om dichter bij zijn moeder Hermien te
zijn. Gelukkig kwam er toen juist een post als hoofd van het plaatselijke
schooltje vrij. Rubens hele leven draaide om die school. Hij had alles over voor
zijn leerlingen, die vrijwel allemaal uit arme gezinnen kwamen. Hij wilde dat zij
later een beter leven zouden krijgen. Daarom heeft hij het schooltje, dat vroeger
alleen uit een paar klassen basisonderwijs bestond, uitgebreid met een afdeling
voor middelbaar onderwijs. Voortaan konden de leerlingen er zelfs eindexamen
doen. Ruben was vrijgezel; het leek wel alsof zijn leerlingen de plaats innamen
van de kinderen die hij nooit heeft gehad.
Ook
Tannie Hermien was geliefd in de omgeving. Ruben en zijn moeder spraken allebei
Xhosa en hadden goed contact met de lokale bevolking. Daarbij hadden ze op de
boerderij een winkeltje. Je kunt wel zeggen dat zij de spil waren waar de
plaatselijke gemeenschap om draaide.
Als je hoort dat Ruben en zijn moeder
vermoord zijn, vertrek je onmiddellijk naar Zuid-Afrika. Rubens dood maakt
allerlei herinneringen bij je los. Hij was jouw steun en toeverlaat in een
ingrijpende periode in je leven. Maar alvorens je aan dié herinneringen toekomt,
moet je eerst nóg verder terug in de tijd, naar je kinderjaren. In wat voor
gezin ben je opgegroeid, wat voor man was je vader en hoe was jullie relatie tót
1986, toen je naar Umtata verhuisde?
Mijn
vader was professor Bedrijfseconomie aan de Universiteit van Port Elizabeth
(nu: Nelson Mandela Metropolitaanse Universiteit). Ik kom uit een conservatief Afrikaner
gezin. Maar het was wel een intellectuele omgeving; er bestond bij ons thuis
een grote liefde voor cultuur en literatuur.
Mijn
ouders waren vóór de apartheid. Mijn vader was zelfs lid van de Afrikaner
Broederbond; maar omdat de Broederbond een geheime organisatie was, werd daar
nooit over gepraat. Mijn vader was een man van het oude stempel. Hij geloofde
in discipline, en lijfstraf hoorde daarbij. Omdat ik nogal rebels was, kreeg ik
er regelmatig van langs. Het maakte me alleen maar opstandiger tegen zijn
regime.
Toch
was mijn vader ook ontzettend liefdevol. We groeiden op met het idee van allerlei
soorten gevaar: het Zwarte Gevaar, het Rode Gevaar, het Roomse Gevaar… Maar als
mijn vader er was, voelde ik me altijd veilig. Mijn gevoelens tegenover hem
waren ambivalent. Aan de ene kant wilde ik tegen hem rebelleren, maar
tegelijkertijd wist ik als kind niet of ik de gevaren van de wereld zonder hem zou
kunnen trotseren.
Het
boek is gestructureerd rondom drie reizen. De eerste is de autorit met mijn
vader van mijn geboortestad Port Elizabeth (nu Gqeberha) naar Umtata. Hij bracht
me weg; hij zat ook letterlijk achter het stuur, tot op het laatste moment wilde
hij mijn leven ‘sturen’. Maar hij wilde me ook zo lang mogelijk beschermen. Voor
mij symboliseert die rit de overgang van mijn oude wereld naar een nieuwe
wereld waar ik mezelf ontdek en mijn visie verbreed; waar ik leer, waar ik
lees, waar ik ontdek dat mijn land anders is dan ik tot dan toe dacht.
Het lijkt alsof het leven in Transkei
vrijer is dan in Zuid-Afrika. Maar is dat ook zo? Hoe zat de relatie tussen
Zuid-Afrika en de thuislanden destijds in elkaar?
Transkei
en Ciskei waren de thuislanden voor de Xhosa. In Zuid-Afrika werden ze alleen
toegelaten als ze een werkvergunning hadden. De thuislanden waren dus bedoeld
om zwarten zoveel mogelijk uit Zuid-Afrika te weren. In Transkei heerste er
geen ‘kleine’ apartheid; wit en zwart woonden er door elkaar. Dat was voor mij
bevrijdend. Toch werd het land nog steeds gerund vanuit Pretoria; het was een
marionettenstaat van het apartheidsregime. Ook de Zuid-Afrikaanse veiligheidspolitie
was er actief. Zíj hielden mijn vader op de hoogte van mijn activiteiten en
mijn betrokkenheid bij de antiapartheidsstrijd. Hij vond het natuurlijk
vreselijk om dat te horen en het veroorzaakte een conflict tussen ons dat jaren
zou duren.
In Umtata krijg je een relatie met
een zwarte collega, Denzel. Hoe reageerde je vader daarop?
Mijn
vader deed alles in zijn vermogen om Denzel en mij uit elkaar te drijven. Hij
gaf me het gevoel dat ik immoreel was en dat ik mezelf, mijn familie en mijn
volk verraadde. Hij hield me voor dat ik mijn toekomst vergooide en schreef me tientallen
brieven die me elke keer van streek brachten. Het was een moeilijke tijd. Ik
had altijd zijn goedkeuring gezocht, en nu stelde ik hem teleur. Ik voelde me
een mislukking. Je gaat aan alles twijfelen. Maar tegelijkertijd wilde ik vasthouden
aan mijn overtuiging.
Ik
putte kracht uit mijn relatie met Denzel. We hadden niet alleen een
gepassioneerde liefdesrelatie, maar we deelden ook onze interesse voor
bijvoorbeeld kunst en literatuur. Daarnaast was Denzel voor mij een begeleider
op mijn reis naar politieke bewustwording. Als we samen in Zuid-Afrika waren,
kon ik zien wat de apartheidswetten voor hém betekenden. We konden niet zomaar samen
naar een restaurant of samen in zee zwemmen, en als we hand in hand liepen,
kregen we nare dingen toegesnauwd. Voor het eerst voelde ik zelf hoe
vernederend en mensonterend het systeem voor zwarte mensen was. Onze relatie werd
daardoor voor mij mettertijd meer dan alleen een liefdesrelatie. Ik wilde mezelf,
mijn vader en de rest van de wereld bewijzen dat zo’n relatie mogelijk was. Dat
werd haast een doel op zich. Toen de relatie zich later tegen mij keerde, bleef
ik er veel langer in hangen dan ik anders zou hebben gedaan.
Op een gegeven moment begint Denzel
jou te mishandelen. Hoe verklaar je zijn agressiviteit?
We
brachten allebei ons eigen verleden en onze eigen positie in het verhaal van
Zuid-Afrika mee. Die achtergrond bepaalt niet alleen hoe je jezelf ziet, maar
ook hoe de ander je ziet. Voor Denzel bleef ik altijd een vertegenwoordiger van
het Afrikaner volk. Dat is begrijpelijk. Veel van mijn familieleden waren pro
apartheid, en toch hield ik van ze. Denzel moet dat als verraad hebben ervaren.
Vanaf het begin koesterde hij een enorme woede tegen witte mensen in het
algemeen en tegen Afrikaners in het bijzonder. Het was makkelijk om zijn woede
op mij af te reageren. Daar kwam nog bij dat die transitiefase, eind jaren
tachtig, vroeg jaren negentig, sowieso een ontzettend gewelddadige tijd was.
Het leek wel alsof wat buiten gebeurde, oversloeg naar onze huiselijke sfeer. Alles
stond in het teken van geweld.
Samen belanden jullie in een
opwindend milieu van schrijvers en intellectuelen, activisten en teruggekeerde
ballingen. Je maakt een praatje met Nelson Mandela, en Nadine Gordimer, die juist
in die tijd haar Nobelprijs krijgt, is de wijze raadgever binnen jullie
vriendenkring. Op een dag richt Denzels woede zich ook tegen vrienden die het
voor je opnemen. Maar als zij aangifte doen en het tot een rechtszaak komt, kies
jij zíjn kant. Kun je uitleggen waarom jij zelf geen aangifte tegen hem deed en
waarom het zolang duurde voor je bij hem wegging?
Ik
heb daar lang mee geworsteld. Die mensen wilden mij helpen! Wat een belangrijke
invloed heeft gehad op mijn besluit, is dat ik toen pas de roman Mating Birds van Lewis Nkosi had gelezen.
Dat boek gaat over de relatie tussen een witte vrouw, Veronica, en een zwarte
man, Ndi. Ze zien elkaar voor het eerst op het strand van Durban, tijdens de
apartheid. Ze zijn geïntrigeerd door elkaar, maar er is ook sprake van een fascinatie
met het vreemde en het verbodene, een fascinatie met een dreigende ondertoon. Er
vindt seksueel contact plaats, maar daarna klaagt Veronica Ndi aan voor
verkrachting. Tijdens de rechtszaak kijkt Ndi vanuit de beklaagdenbank in Veronica’s
richting. Hij wordt verblind door het binnenvallende licht, waardoor hij alleen
een ‘waas van witheid’ kan zien. Dat beeld geeft me nog steeds koude rillingen.
Ik wilde niet die vrouw in een ‘waas van witheid’ zijn, de witte vrouw,
aanklager van een zwarte man, in een apartheidsrechtbank. De Washington Post noemde Mating Birds destijds een van de beste
romans over ‘de verschrikkelijke misvorming van de liefde in Zuid-Afrika.’ Zo
was het voor Denzel en mij ook. Onze liefde werd misvormd.
Welk advies zou je een vrouw geven
die zich nú – in het Zuid-Afrika of Nederland van vandaag – in een gewelddadige
verhouding bevindt?
Ik
zat in een verschrikkelijke tweestrijd. Ik was tegen de apartheid en tegen
racisme, maar ik was ook een feminist. Die twee gezindheden streden om de
overhand. Achteraf gezien ben ik hopeloos te lang in de relatie met Denzel
blijven hangen.
Ik
zal iedereen in een soortgelijke situatie aanraden zo gauw mogelijk weg te
gaan. De kans is groot dat zo iemand nooit verandert. Ik vind wel dat je iemand
een laatste kans moet geven. Die kans moet helder en duidelijk geformuleerd worden,
en ook de consequenties, en als het dan weer gebeurt, moet je je houden aan je
besluit.
De moordenaars van Ruben en Hermien worden
al snel gearresteerd. Het zijn drie jonge mannen uit de omgeving; twee van hen
hebben nog bij Ruben in de klas gezeten. Je distantieert je in het boek
nadrukkelijk van de mythe van een ‘witte genocide’. Hoe verklaar jij wat er
gebeurd is?
De
dood van Ruben en Hermien geldt als een zogenaamde ‘plaasmoord’. Ik heb me
jarenlang niet willen inlaten met de discussie over ‘plaasmoorde’. Die
discussie wordt vaak gekaapt door rechtse stemmen. Maar toen het geweld zo
dichtbij kwam, wist ik instinctief dat ik terug moest gaan. Niet alleen om de
begrafenis bij te wonen en afscheid te nemen van de boerderij waar ik vaak gelogeerd
heb, het huis waar de moorden zijn gepleegd. Maar ook omdat het tijd werd dat
ik mezelf bepaalde vragen ging stellen. Waarom blijft dit prachtige land gegijzeld
door geweld? Hoe is het zo geworden? Wat zijn de feiten? En hoe is mijn eigen
verhaal daarmee verbonden?
Ik
ben in mijn eentje met een klein autootje van Port Elizabeth naar Ida gereden.
Onderweg liet ik het landschap op me inwerken en luisterde ik naar de verhalen
van de mensen die ik tegenkwam. Ik verdiepte me in onze familiegeschiedenis en
in de geschiedenis van het land, en ik begon allerlei wetenschappelijke studies
over geweld in de samenleving te lezen.
Ik
ga hier in mijn boek uitvoeriger op in. Ik kwam tot de conclusie dat het geweld
in Zuid-Afrika vooral te maken heeft met de grote en voor iedereen zichtbare socio-economische verschillen in het
land. Zolang de kloof tussen arm en rijk standhoudt, blijft het geweld in de
vezels van de samenleving zitten.
Ik
kreeg ook een beter inzicht in de omstandigheden die mensen ertoe kunnen
brengen geweldsmisdrijven te plegen. De jonge mannen die Ruben en tannie
Hermien vermoordden, kwamen uit verschrikkelijke armoede, uit gebroken gezinnen,
ze misten de stabiliserende invloed van een ouderfiguur. Daardoor hadden ze
niet alleen niet geleerd empathie met andere mensen te voelen; ze hadden zelfs
allerlei emotionele blokkades ontwikkeld. Voor mij zijn deze jongens daarom in
zekere zin óók slachtoffers.
Veel mensen met wie ik sprak, delen
deze visie. De familie van Ruben en Tannie Hermien, de familie Gouws, is al
meerdere keren het slachtoffer geweest van geweldsmisdrijven. Het verraste me
dat zij het geweld ook zagen als iets waarvoor de maatschappij
medeverantwoordelijk is. Het is onvoorstelbaar hoe vergevensgezind ze zijn. Hoewel
er ook familieleden zijn die meer rechts zijn en die na deze incidenten naar
Orania zijn verhuisd. Zo’n gebeurtenis roept een wijd spectrum aan reacties op.
Je noemt je boek een ‘memoir’, ‘faction’
en ‘autofictie’. Kun je uitleggen hoe je met de feiten bent omgegaan?
Naast
mijn eigen herinneringen en de al genoemde bronnen heb ik ook veel gepraat met
mensen die in een bepaalde periode een rol in mijn leven hebben gespeeld. Ik wilde
weten hoe zij zich een en ander herinnerden en dan vergeleek ik hun
herinneringen met die van mij. Bij zo’n boek werk je met historische feiten,
maar ook met herinneringen. Er wordt wel gezegd dat alles wat door het geheugen
gefilterd wordt, uiteindelijk fictie is.
Ik
heb de meeste mensen die in het boek voorkomen gevraagd of ik hun namen mocht
gebruiken. De mensen die destijds bij de rechtszaak tegen Denzel betrokken waren,
wilden bijvoorbeeld anoniem blijven. Die heb ik andere namen gegeven. Ook
rondom ‘Denzel’ heb ik de gegevens veranderd. Mijn zusters heb ik het boek vooraf
laten lezen. Dat vond ik belangrijk, want het gaat over ons gezin. Als zij
zeiden dat zij zich een bepaalde situatie anders herinnerden, heb ik die
passage soms aangepast.
Heb je bij het schrijven bepaalde
boeken als voorbeeld voor ogen gehad?
Een
boek dat een grote invloed op me heeft gehad, is In Cold Blood van Truman Capote. Ik heb dat boek twee of drie keer
gelezen en ook de drie films gekeken die erop zijn gebaseerd. Ik denk dat
Capotes invloed vooral zichtbaar is in de manier waarop ik het boek begin.
Verder
is er een bepaalde scène uit De schooldagen
van Jezus van J.M. Coetzee die me aan het denken heeft gezet toen ik
worstelde met schuldgevoelens over het aandeel van ‘mijn mensen’ in het ontstaan
van zo’n ongelijk en daarom ook gewelddadig land. In die scène staat Dmitri voor
de rechtbank nadat hij een moord heeft gepleegd. De rechter vraagt hem wie hij
is en of hij schuldig is. Na zijn schuldbetuiging blijft de rechter aandringen:
‘Dat is niet genoeg, Dmitri,
niet genoeg.’ En dan: ‘Ik vraag u opnieuw dringend: verklaar u nader.’ Mijn
boek is gebouwd rond die vragen: wie ben je, waar kom je vandaan, verklaar
jezelf nader. Het is te makkelijk om alleen te zeggen dat je schuldig bent en
het daarbij te laten. Je moet verklaren wat je aandeel is, verantwoordelijkheid
nemen, hoe moeilijk dat ook is.
Hebben je vader en jij het conflict
later bijgelegd?
Toen
Denzel en ik uit elkaar waren, hebben mijn vader en ik er nooit meer over
gepraat. Het was alsof het nooit was gebeurd. Mijn vader heeft Denzels naam
nooit over zijn lippen kunnen krijgen. Hij had het alleen maar over ‘die man’,
en dan leek het alsof hij het over de duivel zelf had. Tegen het einde van zijn
leven kreeg mijn vader een hersenbloeding en werd hij bedlegerig. Hij had moeite
met praten en we wisten niet zeker wat hij zich nog herinnerde. Op een dag
pakte hij mijn hand en zei: ‘Ik was een slechte vader voor je.’ Toen vermoedde
ik dat hij het, naast andere dingen, misschien ook over de situatie met Denzel had.
Ik besefte dat dit niet het moment was om hem verwijten te maken. Discussie was
niet meer mogelijk. Ik heb hem alleen maar gestreeld en gezegd: ‘Pa was die beste pa ooit.’ We hadden
allebei tranen in onze ogen. Het was een moment, niet zozeer om elkaar te
vergeven, maar om elkaar genadig te zijn.
‘Om het hart terug te brengen’ (of:
‘… weer tot leven te brengen’) is de betekenis van ‘motlepelo’, de Sotho-naam voor
een geneeskrachtige struik die onder meer helpt tegen angst en depressie. Welk
effect hoop je dat dit boek op de lezers zal hebben?
Ik
hoop dat het boek de lezer een beter begrip geeft van de complexe geschiedenis
van Zuid-Afrika en van hoe ingewikkeld de situatie in het land nog steeds is. Hoe
moeilijk het is om het hart van ons land weer tot leven te brengen, maar ook
hoe hard we het blijven proberen. Met de overgang naar democratie had iedereen
de mond vol van de ‘regenboognatie’ en ‘ubuntu’. Dat was een vorm van wensdenken
die meer schade heeft gedaan dan goed. Er ontstond het idee dat die overgang
makkelijk zou zijn, maar dat was het niet. De mensen in Zuid-Afrika willen
vrede, ze willen samen optrekken. Maar toch zijn er nog zoveel problemen die
overwonnen moeten worden. Daarvan zijn ongelijkheid, armoede, corruptie en
geweld het ergst.
Heeft het schrijven van het boek jou
geholpen met verwerken?
Voor
mijzelf was het boek beslist therapeutisch. Het was moeilijk om te schrijven.
Vooral als het over mijzelf en Denzel ging, had ik fysieke symptomen als
misselijkheid en buikpijn. Ik heb dat deel tot het laatst uitgesteld. Toen de
tijd begon te dringen, móest ik wel. Het is voor mij zeker een manier geweest om
alles van me af te schrijven en het verleden af te sluiten. Door het boek heb
ik niet zozeer het gevoel dat er iets goed is gekomen, maar wel dat ik het verleden
onder ogen heb gezien en het in een zekere zin heb afgehandeld.
§ Annemarié
van Niekerk, Om het hart terug te
brengen. Amsterdam: Atlas Contact, 2021.
ISBN9789045032030. Geïllustreerd, 448 p., €24,99.
(Dit interview is in oktober 2021 verschenen op Spectrum, het online platform van het Zuid-Afrikahuis Amsterdam.)
google.com, pub-8740733496365383, DIRECT, f08c47fec0942fa0
(