Kunstenaar Andries Botha:
‘Sommige
dingen zijn te belangrijk om te schipperen’
(eerder verschenen in Maandblad Zuid-Afrika, oktober 2017)
In Culemborg, de geboortestad van Jan van
Riebeeck, is een nieuw restaurant geopend: Andries eten & drinken. Het
etablissement is vernoemd naar de Zuid-Afrikaanse beeldend kunstenaar Andries
Botha en een deel van de opbrengst gaat naar twee goede doelen die door Botha
zijn opgericht. Een gesprek met een bijzondere man.
Onthulling olifantje Andries Eten & Drinken, 10 juni 2017 Foto: Elize Zorgman |
Kunstenaar en activist
‘Ik heb altijd
al belangstelling gehad voor het globale ecosysteem’, zeg Botha. ‘Maar pas
sinds een jaar of tien ben ik er echt van doordrongen dat de aarde in grote
problemen verkeert en dat wij mensen daar de oorzaak van zijn. Vervolgens ben ik
me gaan afvragen wat ik als creatief persoon zou kunnen doen om de aandacht te vestigen
op onze planeet en de crisis waarin die zich bevindt.’
Want Botha
is niet alleen kunstenaar, maar ook activist. In de jaren tachtig gebruikte hij
zijn artistieke werk om te protesteren tegen de apartheid. ‘Ik kom uit een
conservatieve Afrikaner familie’, verduidelijkt hij. ‘Toen ik jong was, moest
ik in het reine komen met mijn eigen relatie tot het apartheidssysteem. Een
immoreel systeem, dat ik domweg had geërfd. Ik had me kunnen beperken tot het domein
van het symbolische, de intellectuele ruimte van atelier en galerie. Maar ik wist
dat dát privilege niet opwoog tegen de realiteit van wat er in Zuid-Afrika aan
de hand was, en dat ik het systeem via mijn werk moest uitdagen.’ Het einde van
de apartheid heeft Botha niet minder strijdvaardig gemaakt. Zijn
maatschappelijke interesse is echter verschoven naar kwesties als ras,
identiteit, kolonialisme en dekolonisatie.
Kunstwerk van Andries Botha op het strand bij De Panne (B.), 2006 Foto: Wikimedia Commons |
Terug naar Afrika
In de
olifant heeft Botha een symbool gevonden waarin hij zowel zijn maatschappelijke
engagement als zijn zorg om de planeet gestalte kan geven. Hij kwam op het idee
om iets met olifanten te gaan doen toen hij kort na Kerst 2005, onderweg naar
Danielskuil in de Noord-Kaap, langs de kant van de weg een bordje zag staan met
het opschrift ‘Wondergrot’. Aanvankelijk wilde hij doorrijden, maar de naam liet
hem niet los. Na vijf kilometer draaide hij om en reed terug. Een man met
duidelijke Khoisan-trekken nam hem mee de berg op. Omdat het al begon te
schemeren, pakte hij Botha’s hand en leidde hem de grot binnen. Het plafond hing
zo laag, dat ze kruipend verder moesten. De man haalde een aansteker
tevoorschijn, en in het licht van het dansende vlammetje zag Botha een
rotstekening van een witte olifant. Meteen daarna knipte de gids het licht weer
uit. Er viel nog veel meer in de grot te zien, maar voor hem was de olifant het
enige wat ertoe deed.
Botha moest
aan het witte olifantje in de Wondergrot denken toen hij een paar maanden later
werd uitgenodigd voor de Beaufort Kunsttriënnale, een driejaarlijkse
beeldententoonstelling langs de Belgische kust. Maar wat ging hij dóén met het enorme
stuk strand dat hem was toegewezen? Gedwongen om snel te besluiten beloofde
Botha dat hij negen olifanten zou maken.
De olifant,
vertelt Botha, is in verschillende Zuid-Afrikaanse culturen een archetype. Bij de
Khoisan en zwarte Zuid-Afrikanen geldt de olifant als een symbool van macht en
overvloed. Een prijszanger zal de koning bijvoorbeeld ndlovu noemen, ‘olifant’. Ndlovu is ook een veel voorkomende naam
onder zwarte Zuid-Afrikanen. In de mythologie van de hindoes uit Durban, Botha’s
woonplaats, is Ganesh, de godheid met het olifantenhoofd, al net zo belangrijk.
Botha gaat ervan
uit dat de eerste inwoners van zuidelijk Afrika in een symbiotische relatie met
olifanten leefden. De aanwezigheid van deze grote dieren beschermde hen tegen
roofdieren, en ook konden olifanten hen naar water leiden.
Sindsdien is
de zogenaamde menselijke beschaving steeds verder opgerukt, ten koste van
andere levensvormen. Het is op deze plaatsen, waar de oorspronkelijke natuur
verloren is gegaan, dat Botha middels zijn kunstwerken de herinnering aan de olifant
levend wil houden. ‘Stel je eens voor dat we weer zij aan zij met olifanten
zouden leven. Als er een olifant in je achtertuin staat, word je vanzelf
gedwongen om een stapje opzij te doen. Je wordt gedwongen om tolerant te zijn,
om verschil en complexiteit te aanvaarden. Zo’n olifant herinnert ons eraan dat
we niet alleen aan onszelf moeten denken, maar dat we ook voor de planeet
moeten zorgen. Anders gaan we er allemaal aan.’
Voor
Beaufort koos Botha dus voor negen levensgrote houten olifanten. Op die strook
strand bij De Panne kwamen land en zee samen. De zee herinnerde hem aan
avontuur, aan mensen die erop uit trokken om de wereld te koloniseren. Maar
zijn eerste indruk viel niet mee. ‘Ik kom uit Durban. Daar zijn we gewend aan
zonovergoten gouden stranden. Durban is het paradijs! Opeens stond ik hartje
winter op een strand in België. Die grauwe flats aan de boulevard, die lange rijen
caravans... Verschrikkelijk! Alles herinnert hier aan Leopold II, de koning die
Belgisch Congo had onderworpen. En vóór De Panne was ik bij het Koninklijk
Museum voor Midden-Afrika in Tervuren geweest. Eén van de pronkstukken van het
museum was in die tijd een reusachtige opgezette olifant. En daar omheen waren
nog veel meer afgehakte olifantspoten, schedels en slagtanden te zien. Dat
bracht me op het idee om mijn olifanten om te draaien: in plaats van ze het strand
op te laten lopen, liet ik ze terugkeren naar zee. Terug naar Afrika.’
Andries Botha / Foto: Elize Zorgman |
Een metafoor, geen zin
De olifanten
bij De Panne waren gemaakt van drijfhout, het olifantje in Culemborg bestaat
uit oude autobanden. Het past bij Botha’s zorg voor de planeet dat hij voor
zijn kunstwerken uitsluitend gerecyclede natuurlijke materialen gebruikt. ‘Ik
zal nooit een boom omhakken. Als ik het hout van zo’n boom opnieuw gebruik, pak
ik hem zijn leven niet af, maar geef ik hem een nieuw leven. Er is een relatie
tussen de artistieke metafoor en het materiaal. Als je een idee hebt, moet je
daar het geschikte materiaal bij vinden, en vervolgens moet je een manier
vinden om ermee te werken. Het idee dat een beeldhouwwerk per se van steen of
brons moet zijn, is niet meer van deze tijd.’
Botha steekt
zijn mening over het milieu of over de toestand in de samenleving niet onder
stoelen of banken. En hij laat het niet bij woorden. Als beeldend kunstenaar
geniet hij inmiddels internationaal aanzien. Een groot deel van zijn inkomen
schenkt hij aan goede doelen, zoals de door hem opgerichte Human Elephant
Foundation. In de naam van deze stichting klinken de onderlinge afhankelijkheid
van menselijke en natuurlijke ecologie én de bijzondere band tussen mens en olifant
al door.
Botha is
zich bewust van het gevaar prekerig over te komen. ‘Ik hoop dat mijn werk een
metafoor blijft en geen zin wordt’, zegt hij. ‘Dat het op een gedicht lijkt en
niet op een essay.’ Toch neemt hij geen blad voor de mond. ‘Er zijn bepaalde
dingen in het leven waar je je, naarmate je ouder wordt, niet meer voor
verontschuldigt. Als je echt iets te zeggen hebt, wil je dat je boodschap gehoord
wordt, luid en duidelijk. Sommige dingen zijn te belangrijk om te schipperen. Als
ik iets belangrijks te zeggen heb – over
een onderdrukkend regime, over de planeet, over genderdiscriminatie – dan wil ik
confronteren, ik wil het erin wrijven. Maar ik hoop het te doen op een manier die
tegelijk mooi en provocerend is, en die ruimte laat voor jouw eigen
interpretatie.’
Andries eten & drinken, Buiten
Molenstraat 7, Culemborg. Tel. 0345-515297. Website: www.andriesetenendrinken.nl. Het eethuis wordt geëxploiteerd door
de Stichting Andries. Deze stichting ondersteunt twee projecten die door
Andries Botha zijn begonnen: het vrouwenmuseum Voices of women in Durban (www.amazwi-voicesofwomen.com) en een
opleidingsproject voor (wees)kinderen in Hoedspruit (www.zingelaulwazi.org.za). Foto’s en video’s van Botha’s werk zijn
te vinden op http://andriesbotha.net.