maandag 31 augustus 2020

Jakob Witbooi treedt in de voetsporen van opa Hendrik

(Deze recensie is in mei 2020 verschenen in Spectrum, de digitale nieuwsbrief van het Zuid-Afrikahuis.)


In haar roman over de kleinzoon van Hendrik Witbooi vertelt Conny Braam de nog vrijwel onbekende geschiedenis van de duizenden bruine en zwarte Zuid-Afrikanen die tijdens de Tweede Wereldoorlog meevochten aan de kant van de geallieerden, en die als krijgsgevangenen onder erbarmelijke omstandigheden dwars door Europa werden gesleept.

 



Conny Braam was jarenlang het boegbeeld van de Anti-Apartheidsbeweging Nederland. Na de afschaffing van de apartheid in 1990 legde ze zich toe op het schrijven.


Braams eerste romans en verhalenbundels, waaronder Operatie Vula (1992) en De Bokkeslachter (1993), steunden sterk op haar ervaringen tijdens de antiapartheidsstrijd. Tussen 2000 en 2004 verraste ze haar lezers met de trilogie De woede van Abraham, De onweerstaanbare bastaard en Het schandaal, drie historische romans over sociale spanningen in het kustdorpje IJmuiden in de negentiende en de twintigste eeuw. In 2016 verscheen Ik ben Hendrik Witbooi, een historische roman over de legendarische Nama-kaptein Hendrik Witbooi, die tussen 1884 en 1905 zijn volk leidde in de opstand tegen het koloniale bewind in Duits-Zuidwest-Afrika, het huidige Namibië.[1]


Typisch voor Braams romans en verhalen is dat ze steeds weer draaien om een dappere hoofdpersoon, iemand uit het volk, die het opneemt tegen een onrechtvaardig bewind.

 


De droom van zelfbeschikking


Dat geldt ook voor Braams jongste roman Wij zijn de wrekers over dit alles, een omvangrijke historische roman met als hoofdpersoon sergeant Jakob Witbooi, de kleinzoon van Hendrik Witbooi. Deze Jakob is een fictief personage, gebaseerd op de verschillende Witboois die Braam heeft ontdekt bij haar onderzoek naar bruine en zwarte Zuid-Afrikaanse soldaten die in de Tweede Wereldoorlog deelnamen aan de Noord-Afrikaanse Veldtocht. Bij deze expeditie namen de geallieerde legers onder generaal Montgomery het op tegen het Duitse Afrikakorps van veldmaarschalk Rommel.


Zuid-Afrika was in die tijd nog lid van het Britse Gemenebest. Zuidwest was tijdens de Eerste Wereldoorlog door Zuid-Afrika op de Duitsers veroverd en in 1920 door de Volkenbond als mandaatgebied aan Zuid-Afrika toegekend. Pretoria had in Zuidwest onmiddellijk een stelsel van segregatie, reservaten en goedkope arbeidskrachten ingevoerd. De uitvoerende macht lag bij de directe afstammelingen van de Duitse soldaten en kolonisten tegen wie Hendrik Witbooi gevochten had.


Als Jakob de Zuid-Afrikaanse premier Jan Smuts op de radio hoort praten over het Atlantisch Handvest, dat alle volken van de wereld na de oorlog zelfbeschikkingsrecht belooft, aarzelt hij dan ook geen moment en overtuigt hij zijn vrienden, ‘Kalahari-jongens’ zoals hij, samen met hem dienst te nemen in het Cape Corps. Opa Hendrik had het destijds moeten afleggen tegen de eerste Duitse gouverneur van Zuidwest, Heinrich Göring. Dat Jakob als lid van de Tweede Luchtafweer Brigade de kans krijgt gevechtsvliegtuigen neer te halen van de Luftwaffe van Heinrichs zoon, opperbevelhebber Hermann Göring, bezorgt Jakob dan ook grote voldoening.

 


In de stank van de latrines


Zijn triomf is echter van korte duur. Na precies één dag op het slagveld worden de geallieerde legers in juni 1942 bij het Libische Tobroek verslagen. Maar liefst tienduizend Zuid-Afrikaanse soldaten worden op transport gezet naar Europa. Het boek volgt Jakob Witbooi en zijn vrienden op hun omzwervingen langs krijgsgevangenenkampen in Italië en Polen en een werkkamp naast het beruchte vernietigingskamp Auschwitz, op hun barre voettocht door Oost-Europa tot ze zich in Zuid-Duitsland eindelijk weer bij de geallieerde legers kunnen voegen, en op de laatste etappe van hun reis, via Engeland terug naar Kaapstad.


Overal waar ze komen, gelden dezelfde machtsverhoudingen als in Zuid-Afrika en Zuidwest. De ‘niet-Europeanen’ moeten de vervelende klusjes opknappen, en in de kampen worden ze steevast achterin ingedeeld, in de stank van de latrines. Ze mogen vooral niet vergeten dat ze op een dag weer ‘naar huis’ gaan.     

 


Oorlog als gelijkmaker


Onderweg sluiten steeds meer mannen zich bij Jakob en zijn ‘Kalahari-jongens’ aan. Zoals Koos Abrahams, de grootste bendeleider uit District Six, met zijn gangsters, de zwarte mijnwerkers onder aanvoering van Job Moloi, en de soldaten van de Palestijnse Brigade, die uit Joden én moslims bestaat. Ondanks alle verschillen vinden ze steun bij elkaar en groeien ze naar elkaar toe. Zelfs de blanke officier Dirk Geldenhuys met al zijn vooroordelen en de Duits kampbewaarder Lothar Strauss worden ‘een van ons’.


Jakob krijgt een bijzondere band met de Joodse Moritz Rabinowitz. Omdat Rabinowitz bang is om in handen van de nazi’s te vallen, ruilen ze identiteitsplaatjes uit. Volgens Jakob is de kans klein dat hij, met zijn Nama-trekken, in Europa voor een Jood aangezien zal worden. Als Jakob na bijna vijf jaar weer voet op Zuid-Afrikaanse bodem zet, zal deze heldendaad nog een lelijk staartje krijgen.

 


Schelmenstreken


Braam is een rasverteller. Haar stijl is helder en onopgesmukt, nu en dan robuust.


Dat er zoveel zwarte en bruine Zuid-Afrikanen aan de Noord-Afrikaanse Veldtocht deelnamen, werd in de Zuid-Afrikaanse geschiedschrijving jarenlang over het hoofd gezien. Wel verschenen er recent in het Afrikaans twee boeken over dit stuk verzwegen geschiedenis: de roman Die Sideboard (2014) van Simon Bruinders (in 2016 in Nederlandse vertaling verschenen als Dit is mijn land), en de dichtbundel Die vrede kom later van Diana Ferrus (2019).


Het is duidelijk dat Braam zich uitstekend heeft gedocumenteerd. Ze baseert zich onder meer op dagboeken en memoires van oorlogsveteranen. Daarnaast geeft ze blijk van een merkwaardig inlevingsvermogen. Bij elke scène moet ze zich hebben afgevraagd wat de mannen zagen, hoorden en roken; wat ze deden, dachten en voelden.

         

Het is geen lichte lectuur die Braam de lezer voorschotelt. Gelukkig weet ze de beklemming op gepaste momenten te doorbreken met grappige scènes. Vooral Koos Abrahams en zijn bende halen regelmatig schelmenstreken uit. Ze weten altijd wel iets te ritselen. Zo beginnen ze een lucratief handeltje in zelfgestookte Witblitz (sterke drank) en cannabis van dagga-planten die ze buiten het hek van het kamp verbouwen.

 


Een nieuwe strijd


De wat omslachtige titel van de roman komt uit een dialoog tussen Jakob en de Amsterdamse Jood Wolfie Waterman (geïnspireerd op de Zuid-Afrikaanse activist Wolfie Kodesh, die Braam voor het eerst op de rol van de zwarte soldaten heeft gewezen). ‘Kijk naar ons tweeën’, zegt Wolfie, ‘een kleurling en een Jood. We worden allebei als minderwaardig beschouwd […]. Daaruit kun je maar één conclusie trekken: wij hebben dezelfde vijanden, onze strijd is een gemeenschappelijke en daarom zeg ik je: Nee Jakob, niet God maar wij, wij samen, wij zijn de wrekers van dit alles!’


Na de oorlog volgt de ontnuchtering. Van het zelfbeschikkingsrecht dat in het Atlantisch Handvest beloofd was, komt voor de gekoloniseerde volkeren in Afrika en Azië niets terecht. Hoge ss-officieren die Europa ontvlucht zijn, worden in het voormalige Duits-Zuidwest met open armen ontvangen. In Zuid-Afrika wordt vanaf 1948 de apartheid ingevoerd, een systeem dat, net als het nationaalsocialisme, gebaseerd is op rassenwaan, en dat vanaf de jaren zestig zal leiden tot de verwoesting van Koos Abrahams’ geliefde District Six. Eveneens in 1948 wordt de staat Israël uitgeroepen, waardoor de Joodse en islamitische soldaten die als Palestijnse Brigade nog zij aan zij hebben gevochten, lijnrecht tegenover elkaar komen te staan.  

 

Volgens Braam vormden de veteranen die terugkeerden uit Noord-Afrika en Europa de basis voor de verschillende bevrijdingsbewegingen die vanaf de jaren vijftig in Zuid-Afrika en elders in de wereld zouden opstaan. Tegen het einde van haar roman suggereert ze dat Jakob Witbooi, trouw aan het voorbeeld van zijn grootvader Hendrik, zich opmaakt om de strijd aan te gaan voor de onafhankelijkheid van het Nama-volk.


De Zuid-Afrikaanse geschiedenis biedt volop aanknopingspunten voor een derde roman over de familie Witbooi. Hopelijk komt er een vervolg en wordt de Witbooi-cyclus opnieuw een trilogie. Wij zijn de wrekers over dit alles is een interessant, rijk en meeslepend boek dat, zodra je het uit hebt, doet verlangen naar meer.


Conny Braam, Wij zijn de wrekers over dit alles. Amsterdam: Atlas Contact, 2020. 384 pagina’s, ISBN: 9789025451639, prijs: € 22,99.

             

  



[1] Zie over de Namibische Genocide ook Die vertes in van Zirk van den Berg.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten