Eerder verschenen in Maandblad Zuid-Afrika, juni 2015
Cabaratier Pieter-Dirk Uys wordt dit jaar 70
jaar oud. Een gesprek over vrijheid van meningsuiting, zijn relatie met Evita
Bezuidenhout en zijn werk onder de arme kinderen van Darling.
Pieter-Dirk
Uys (Kaapstad, 1945) staat al sinds de jaren ’60 op de planken. Tijdens de
apartheidsjaren brachten zijn satirische toneelstukken en cabaretvoorstellingen
hem regelmatig in botsing met de censuur. Uys is een creatieve duizendpoot die
alle aspecten van zijn shows in eigen hand houdt: hij schrijft, regisseert,
produceert én acteert, en ook de extravagante kostuums maakt hij zelf. In
Nederland kennen we hem vooral als Evita Bezuidenhout: vriendin van de
apartheidsleiders, Zuid-Afrika’s ambassadrice in het onafhankelijke zwarte
thuisland Bapetikosweti en sinds de omwenteling confidente van Nelson Mandela
en uitbaatster van een theater in het dorpje Darling aan de West-Kust, een oud stationnetje
omgedoopt tot Evita se Perron. Sinds 2000 reist Pieter-Dirk Uys onvermoeibaar door
het land om op scholen gratis aidsvoorlichting te geven.
Uys ontving
in 2001 de prestigieuze Truth and Reconciliation Award, in 2011 een lifetime achievement award van het
internationale filmfestival in Berlijn en in 2012 de FW de Klerk Goodwill Award
én de German-Africa Award. Daarnaast kreeg hij maar liefst vijf eredoctoraten,
terwijl Evita Bezuidenhout in 2000 werd onderscheiden met de Amerikaanse Living
Legacy Award.
In uw shows doet u alles zelf. Heeft dat te
maken met het feit dat uw voorstellingen tijdens de apartheid regelmatig
verboden werden?
‘Er bestond
in die jaren nog niet echt een naam voor wat ik deed. Tegenwoordig noemen we
het cabaret of satire. Destijds noemde ik mijn werk “concerten”. Dat was om de
Sensuurraad op het verkeerde been te zetten, want bij een concert denk je toch
eerder aan Schubert en een piano. Zolang ik alles zelf deed, waren er minder
mensen afhankelijk van mijn voorstellingen. Maar inmiddels vind ik het
vanzelfsprekend. Of ik een perfectionist ben…? Natuurlijk probeer ik alles zo
goed mogelijk te doen. Maar ik sta open voor kritiek als ik weet dat die van de
juiste mensen komt. Een goede criticus zal bijvoorbeeld zeggen: je vervalt in oude
trucs, je gebruikt je succes als rode loper voor je volgende productie. Dat
vind ik opbouwend. Soms trek ik me de kritiek te veel aan en bederf ik iets. Maar
ik doe dit werk nu al lang genoeg om mijn instinct niet te negeren.’
Evita kan dingen zeggen die u niet kunt
zeggen…
‘Of die ik
niet wíl zeggen. Politiek gezien zitten we beslist niet op één lijn. En het
feit dat zij nu kleinkinderen heeft bijvoorbeeld en ik niet, betekent dat ik me
erin moet verdiepen wat dat betekent. Maar mijn werk met Evita houdt vooral in dat
ik regelmatig op dieet moet. Ik wil niet dat ze er plomp en lelijk uitziet. De
mensen moeten zeggen: maggies, kijk eens
hoe mooi tannie Evita eruit ziet. Ik hoef alleen mijn buik maar in te houden en
de juiste pose aan te nemen. Soms hoor ik haar dingen zeggen waarvan ik denk: oei,
als dat maar goed afloopt. Ze reageert op het publiek. Het is geen voorstelling
waarvan alles van tevoren vastligt.’
De persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting
komen in Zuid-Afrika steeds verder onder druk te staan. Maakt u zich daar
zorgen over?
‘Die rooi lyn van rassisme is baie na aan die
punt van my skoen. Ik wil daar niet over uitglijden. Ik moet oppassen dat
ik geen komische ogenblikken creëer die gebaseerd zijn op racisme of die de spot
drijven met HIV/aids. Het is een precair evenwicht. Ik wíl mensen aanstoot
geven. Dat is belangrijk, want daardoor worden ze aan het denken gezet. Maar ik
wil ze niet vernederen of beledigen.’
‘Ik ben wel bang
dat in Zuid-Afrika zelfcensuur de overhand gaat krijgen. Zelfcensuur is veel
gevaarlijker dan censuur. Als de schrijver niet meer kan schrijven wat hij wil
omdat hij bang is voor de repercussies, wordt alles kleiner, papper, nutteloos. Omdat ik alles zelf
doe, is er niemand die mij kan stoppen. Het enige wat mij kan tegenhouden, is mijn
eigen discipline om ervoor te zorgen dat wat ik doe origineel is, het publiek zal
interesseren, amuseren en misschien een beetje choqueren. Er moet leven in zitten. Daarmee bedoel ik dat mensen
alweer vergeten zijn wat er in januari tijdens president Zuma’s State of the
Nation-toespraak in het parlement is gebeurd. Ik kan het nu niet meer hebben
over de politie die binnenviel of het mobiele-telefoonsignaal dat verstoord
werd, want dat is alweer weggezakt. Dat betekent dat ik mijn materiaal elke dag
moet aanpassen.’
Toch voert u ook nog steeds oude bekenden
op, zoals P.W. Botha en Desmond Tutu…
‘Er zijn veel
jonge mensen in dit land die al niet meer weten wie P.W. Botha was. En
daarnaast zijn er duizenden mensen die tijdens de apartheidsjaren nooit de kans
hebben gekregen om naar mijn shows te komen, omdat ze aan de andere kant van de
scheidslijn leefden. Ik wil het publiek eraan herinneren waar we vandaan komen,
aan het belachelijke van de apartheidspolitiek. Dat kan misschien op andere
manieren weer de kop opsteken. History
must not repeat itself and take tragedy and turn it into farce.’
President Zuma heeft er een handje van om
vertrouwelingen op belangrijke posten aan te stellen. ‘Dat soort dingen
gebeurt nu eenmaal als je de meerderheid hebt en als er mensen zijn die betalen
om je in het zadel te houden. In het oude Zuid-Afrika gebeurde het ook, maar toen
was er geen vrijheid van meningsuiting. Tegenwoordig zit iedereen op Twitter en
Facebook en zijn er duizenden manieren om nieuws onmiddellijk te verspreiden. We
moeten de politiek goed in de gaten blijven houden, we moeten erover praten en
zeggen: nee, dat kun je niet maken! Een politicus vindt het meestal niet zo
leuk als je hem met humor aanpakt en hij weet dat mensen om hem lachen. We
moeten maar afwachten wat de toekomst zal brengen. Het kan alle kanten op gaan.
Mijn definitie van optimisme: “I always
expect the worst, hoping that the worst will never be as bad as I imagine.” Tot
dusver gaat het goed.’
De cartoonist Zapiro heeft na de aanslag op
Charlie Hebdo de noodklok geluid. Volgens hem wordt het voor een
satirische kunstenaar als hij ook in Zuid-Afrika steeds moeilijker om zijn werk
te doen.
‘Ik heb
grote bewondering voor Zapiro. Ik vind hem dapper, slim en ontzaglijk scherp. Hij
is een grote inspiratie voor me. En hij heeft gelijk. Ik denk niet dat hij
bedoelt dat hij iets niet zal doen. Maar je moet het doen zonder mensen af te schrikken.
Je hebt er niets aan als je iets doet en iedereen holt weg omdat ze te bang
zijn om ernaar te kijken.’
Zelf gaat u in uw werk bewust om met de
grenzen van wat wel en niet gezegd kan worden. Maar de commentaren op
Zuid-Afrikaanse nieuwssites zijn vaak ontzettend grof. Wat vindt u daarvan?
‘Die commentaren
op internet zijn absoluut vieslik. Maar als je ze gaat verbieden, komt de vrijheid
van meningsuiting in het gedrang. Wat haal je weg? Wie besluit daarover? En
zullen ze mijn commentaar later ook weghalen? We moeten manieren
vinden om dat soort mensen publiekelijk aan de kaak te stellen of ze te
vervolgen, bijvoorbeeld wegens racisme. Dan zullen ze snel een toontje lager
zingen. En verder moeten internetgebruikers dat soort commentaren zelf maar
overslaan of deleten. Persoonlijk heb ik de tijd niet om eindeloos op het
internet rond te hangen. Je kunt op YouTube prachtig historisch beeldmateriaal
vinden. Als ik een video van P.W. tegenkom, bestudeer ik die voor mijn werk. Daar
kun je makkelijk vijf uur mee zoet brengen. Maar je kunt ook vijf uur verspillen
aan alle onzin die mensen uitkramen. Als je je tijd wilt verdoen met dat soort negatieve
en racistische rotzooi, is dat je eigen keus.’
Buitenlandse journalisten hebben er een
handje van om Zuid-Afrikaanse kunstenaars alleen maar naar de politiek te
vragen, en niet naar hun werk. Ervaart u dat ook zo?
‘Land en
kunst zijn twee vingers aan dezelfde hand. Kunst is gebaseerd op menselijkheid,
en menselijkheid wordt mede bepaald door de politiek van het land. Natuurlijk
is iedereen geïnteresseerd in de Zuid-Afrikaanse politiek, zowel die van
vroeger als die van nu, en in de manier waarop een kunstwerk de politieke
werkelijkheid weerspiegelt. Ik vind dat terecht. Ik moet altijd lachen om Nederlanders
die doen alsof de hel van de apartheid nog steeds bestaat. Dan zeg ik: kijk
eens hoe het in jullie eigen land gaat, met de moslims. Dat vind ik veel
gevaarlijker dan die schim van apartheid die in Zuid-Afrika misschien nog hier
en daar rondwaart, bijvoorbeeld als jonge mensen hun gezicht zwart verven voor
een verkleedpartijtje. Het materiaal dat ik nu tegen de realiteit van het
racisme in Europa gebruik, lijkt verdacht veel op het materiaal dat ik vroeger
tegen de apartheid gebruikte.’
Zijn er onderwerpen die betrekking hebben
op de werkelijkheid in Zuid-Afrika die u bij optredens in het buitenland niet
zult gebruiken?
‘Natuurlijk,
je gaat niet de vuile was buiten hangen. Als Zuid-Afrikaan begrijp je waar dat
vuil vandaan komt. In het buitenland moet je te veel uitleggen. Als ik in
Nederland ben, moet ik mijn materiaal ophangen aan een Nederlandse muur. Zodat
jullie kijken naar iets wat bekend is, en ik mijn publiek niet helemaal hoef mee
te slepen naar Zuid-Afrika. Ik weet uit ervaring dat mijn verhaal relevant moet
zijn. Als het over politiek gaat, dan moet het jullie politiek ook zijn, niet alleen die van ons.’
U geeft aidsvoorlichting op scholen. Merkt
u bij die bezoeken ook iets van de slechte toestand van het Zuid-Afrikaanse
onderwijs?
‘Dat is
inderdaad een groot probleem, maar je hebt op elke school – dankie Vader! – altijd een of twee leraren
met visie, die echt in de leerlingen geïnteresseerd zijn. Dat is altijd zo
geweest. Toen ik op school zat, waren het er twee van de twaalf, en de rest
waren nazi’s. Het zijn meestal die goede leraren die mij uitnodigen. Zij hebben
niet de vrijheid om te zeggen wat ík zeg. Maar als ik weg ben, kunnen ze
verwijzen naar wat ik gezegd heb. Mijn optreden biedt een opening tot gesprek.
En ik vind het heerlijk om met jonge mensen te werken.’
U doet ook veel goed werk onder de jeugd van
Darling.
‘Ik heb nooit
gedacht dat ik nog eens deel zou gaan uitmaken van een plattelandse gemeenschap
als Darling. Daar was nooit tijd voor. Vroeger was ik zo weinig thuis dat mijn
kat dacht dat ik een inbreker was. Jonge mensen móeten in de stad wonen, in een
oorlogszone. Maar oudere mensen mogen een beetje uitbuiken in een kleine
gemeenschap als Darling. En dankzij het internet maakt het niet meer uit waar
je woont; dat is nu veel makkelijker dan twintig jaar geleden. Ik vind het
interessant om jonge mensen te zien opgroeien. Als zo’n kind talent heeft, kunnen
wij dat naar boven halen. We hebben een muziekschool en een kunstschool in
Darling en we houden twee keer per jaar een talentenjacht. En elk jaar wordt in
september het Voorkamerfest gehouden, een initiatief van mijn Nederlandse
vrienden Wim Visser en Inge Bos. Het succes van dat festival is helemaal aan
hen te danken – aan hun droom, hun energie, hun optimisme. We dwingen de
kinderen niets op. De belangrijkste boodschap is: de mogelijkheid ís er, geniet
ervan. Have fun!’
Meer info:
Persoonlijke website Pieter-Dirk Uys: http://pdu.co.za.
Website Evita se Perron: www.evita.co.za
Voorkamerfest: www.voorkamerfest-darling.co.za
Ter gelegenheid van Pieter-Dirk Uys’ 70e verjaardag, later dit jaar, is bij uitgeverij Human & Rousseau de bundel Stukke teater verschenen, waarin vijf van zijn Afrikaanse toneelstukken bijeengebracht zijn. Twee daarvan, Die selle ou storie (1974) en Karnaval (1975), werden destijds door de Publikasieraad verboden. De bundel (413 blz., prijs: R280) werpt een nieuw licht op Uys’ bijdrage aan het Afrikaanse toneel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten