maandag 3 juli 2017

Pieter-Dirk Uys: 'Af en toe hoor ik tannie Evita dingen zeggen...'

Eerder verschenen in Maandblad Zuid-Afrika, juni 2015

Cabaratier Pieter-Dirk Uys wordt dit jaar 70 jaar oud. Een gesprek over vrijheid van meningsuiting, zijn relatie met Evita Bezuidenhout en zijn werk onder de arme kinderen van Darling.

Pieter-Dirk Uys (Kaapstad, 1945) staat al sinds de jaren ’60 op de planken. Tijdens de apartheidsjaren brachten zijn satirische toneelstukken en cabaretvoorstellingen hem regelmatig in botsing met de censuur. Uys is een creatieve duizendpoot die alle aspecten van zijn shows in eigen hand houdt: hij schrijft, regisseert, produceert én acteert, en ook de extravagante kostuums maakt hij zelf. In Nederland kennen we hem vooral als Evita Bezuidenhout: vriendin van de apartheidsleiders, Zuid-Afrika’s ambassadrice in het onafhankelijke zwarte thuisland Bapetikosweti en sinds de omwenteling confidente van Nelson Mandela en uitbaatster van een theater in het dorpje Darling aan de West-Kust, een oud stationnetje omgedoopt tot Evita se Perron. Sinds 2000 reist Pieter-Dirk Uys onvermoeibaar door het land om op scholen gratis aidsvoorlichting te geven.
Uys ontving in 2001 de prestigieuze Truth and Reconciliation Award, in 2011 een lifetime achievement award van het internationale filmfestival in Berlijn en in 2012 de FW de Klerk Goodwill Award én de German-Africa Award. Daarnaast kreeg hij maar liefst vijf eredoctoraten, terwijl Evita Bezuidenhout in 2000 werd onderscheiden met de Amerikaanse Living Legacy Award. 

In uw shows doet u alles zelf. Heeft dat te maken met het feit dat uw voorstellingen tijdens de apartheid regelmatig verboden werden?
‘Er bestond in die jaren nog niet echt een naam voor wat ik deed. Tegenwoordig noemen we het cabaret of satire. Destijds noemde ik mijn werk “concerten”. Dat was om de Sensuurraad op het verkeerde been te zetten, want bij een concert denk je toch eerder aan Schubert en een piano. Zolang ik alles zelf deed, waren er minder mensen afhankelijk van mijn voorstellingen. Maar inmiddels vind ik het vanzelfsprekend. Of ik een perfectionist ben…? Natuurlijk probeer ik alles zo goed mogelijk te doen. Maar ik sta open voor kritiek als ik weet dat die van de juiste mensen komt. Een goede criticus zal bijvoorbeeld zeggen: je vervalt in oude trucs, je gebruikt je succes als rode loper voor je volgende productie. Dat vind ik opbouwend. Soms trek ik me de kritiek te veel aan en bederf ik iets. Maar ik doe dit werk nu al lang genoeg om mijn instinct niet te negeren.’

Evita kan dingen zeggen die u niet kunt zeggen…
‘Of die ik niet wíl zeggen. Politiek gezien zitten we beslist niet op één lijn. En het feit dat zij nu kleinkinderen heeft bijvoorbeeld en ik niet, betekent dat ik me erin moet verdiepen wat dat betekent. Maar mijn werk met Evita houdt vooral in dat ik regelmatig op dieet moet. Ik wil niet dat ze er plomp en lelijk uitziet. De mensen moeten zeggen: maggies, kijk eens hoe mooi tannie Evita eruit ziet. Ik hoef alleen mijn buik maar in te houden en de juiste pose aan te nemen. Soms hoor ik haar dingen zeggen waarvan ik denk: oei, als dat maar goed afloopt. Ze reageert op het publiek. Het is geen voorstelling waarvan alles van tevoren vastligt.’

De persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting komen in Zuid-Afrika steeds verder onder druk te staan. Maakt u zich daar zorgen over?
Die rooi lyn van rassisme is baie na aan die punt van my skoen. Ik wil daar niet over uitglijden. Ik moet oppassen dat ik geen komische ogenblikken creëer die gebaseerd zijn op racisme of die de spot drijven met HIV/aids. Het is een precair evenwicht. Ik wíl mensen aanstoot geven. Dat is belangrijk, want daardoor worden ze aan het denken gezet. Maar ik wil ze niet vernederen of beledigen.’
‘Ik ben wel bang dat in Zuid-Afrika zelfcensuur de overhand gaat krijgen. Zelfcensuur is veel gevaarlijker dan censuur. Als de schrijver niet meer kan schrijven wat hij wil omdat hij bang is voor de repercussies, wordt alles kleiner, papper, nutteloos. Omdat ik alles zelf doe, is er niemand die mij kan stoppen. Het enige wat mij kan tegenhouden, is mijn eigen discipline om ervoor te zorgen dat wat ik doe origineel is, het publiek zal interesseren, amuseren en misschien een beetje choqueren. Er moet leven in zitten. Daarmee bedoel ik dat mensen alweer vergeten zijn wat er in januari tijdens president Zuma’s State of the Nation-toespraak in het parlement is gebeurd. Ik kan het nu niet meer hebben over de politie die binnenviel of het mobiele-telefoonsignaal dat verstoord werd, want dat is alweer weggezakt. Dat betekent dat ik mijn materiaal elke dag moet aanpassen.’

Toch voert u ook nog steeds oude bekenden op, zoals P.W. Botha en Desmond Tutu…
‘Er zijn veel jonge mensen in dit land die al niet meer weten wie P.W. Botha was. En daarnaast zijn er duizenden mensen die tijdens de apartheidsjaren nooit de kans hebben gekregen om naar mijn shows te komen, omdat ze aan de andere kant van de scheidslijn leefden. Ik wil het publiek eraan herinneren waar we vandaan komen, aan het belachelijke van de apartheidspolitiek. Dat kan misschien op andere manieren weer de kop opsteken. History must not repeat itself and take tragedy and turn it into farce.

President Zuma heeft er een handje van om vertrouwelingen op belangrijke posten aan te stellen. ‘Dat soort dingen gebeurt nu eenmaal als je de meerderheid hebt en als er mensen zijn die betalen om je in het zadel te houden. In het oude Zuid-Afrika gebeurde het ook, maar toen was er geen vrijheid van meningsuiting. Tegenwoordig zit iedereen op Twitter en Facebook en zijn er duizenden manieren om nieuws onmiddellijk te verspreiden. We moeten de politiek goed in de gaten blijven houden, we moeten erover praten en zeggen: nee, dat kun je niet maken! Een politicus vindt het meestal niet zo leuk als je hem met humor aanpakt en hij weet dat mensen om hem lachen. We moeten maar afwachten wat de toekomst zal brengen. Het kan alle kanten op gaan. Mijn definitie van optimisme: “I always expect the worst, hoping that the worst will never be as bad as I imagine.” Tot dusver gaat het goed.’

De cartoonist Zapiro heeft na de aanslag op Charlie Hebdo de noodklok geluid. Volgens hem wordt het voor een satirische kunstenaar als hij ook in Zuid-Afrika steeds moeilijker om zijn werk te doen.
‘Ik heb grote bewondering voor Zapiro. Ik vind hem dapper, slim en ontzaglijk scherp. Hij is een grote inspiratie voor me. En hij heeft gelijk. Ik denk niet dat hij bedoelt dat hij iets niet zal doen. Maar je moet het doen zonder mensen af te schrikken. Je hebt er niets aan als je iets doet en iedereen holt weg omdat ze te bang zijn om ernaar te kijken.’

Zelf gaat u in uw werk bewust om met de grenzen van wat wel en niet gezegd kan worden. Maar de commentaren op Zuid-Afrikaanse nieuwssites zijn vaak ontzettend grof. Wat vindt u daarvan?
‘Die commentaren op internet zijn absoluut vieslik. Maar als je ze gaat verbieden, komt de vrijheid van meningsuiting in het gedrang. Wat haal je weg? Wie besluit daarover? En zullen ze mijn commentaar later ook weghalen? We moeten manieren vinden om dat soort mensen publiekelijk aan de kaak te stellen of ze te vervolgen, bijvoorbeeld wegens racisme. Dan zullen ze snel een toontje lager zingen. En verder moeten internetgebruikers dat soort commentaren zelf maar overslaan of deleten. Persoonlijk heb ik de tijd niet om eindeloos op het internet rond te hangen. Je kunt op YouTube prachtig historisch beeldmateriaal vinden. Als ik een video van P.W. tegenkom, bestudeer ik die voor mijn werk. Daar kun je makkelijk vijf uur mee zoet brengen. Maar je kunt ook vijf uur verspillen aan alle onzin die mensen uitkramen. Als je je tijd wilt verdoen met dat soort negatieve en racistische rotzooi, is dat je eigen keus.’

Buitenlandse journalisten hebben er een handje van om Zuid-Afrikaanse kunstenaars alleen maar naar de politiek te vragen, en niet naar hun werk. Ervaart u dat ook zo?
‘Land en kunst zijn twee vingers aan dezelfde hand. Kunst is gebaseerd op menselijkheid, en menselijkheid wordt mede bepaald door de politiek van het land. Natuurlijk is iedereen geïnteresseerd in de Zuid-Afrikaanse politiek, zowel die van vroeger als die van nu, en in de manier waarop een kunstwerk de politieke werkelijkheid weerspiegelt. Ik vind dat terecht. Ik moet altijd lachen om Nederlanders die doen alsof de hel van de apartheid nog steeds bestaat. Dan zeg ik: kijk eens hoe het in jullie eigen land gaat, met de moslims. Dat vind ik veel gevaarlijker dan die schim van apartheid die in Zuid-Afrika misschien nog hier en daar rondwaart, bijvoorbeeld als jonge mensen hun gezicht zwart verven voor een verkleedpartijtje. Het materiaal dat ik nu tegen de realiteit van het racisme in Europa gebruik, lijkt verdacht veel op het materiaal dat ik vroeger tegen de apartheid gebruikte.’

Zijn er onderwerpen die betrekking hebben op de werkelijkheid in Zuid-Afrika die u bij optredens in het buitenland niet zult gebruiken?
‘Natuurlijk, je gaat niet de vuile was buiten hangen. Als Zuid-Afrikaan begrijp je waar dat vuil vandaan komt. In het buitenland moet je te veel uitleggen. Als ik in Nederland ben, moet ik mijn materiaal ophangen aan een Nederlandse muur. Zodat jullie kijken naar iets wat bekend is, en ik mijn publiek niet helemaal hoef mee te slepen naar Zuid-Afrika. Ik weet uit ervaring dat mijn verhaal relevant moet zijn. Als het over politiek gaat, dan moet het jullie politiek ook zijn, niet alleen die van ons.’

U geeft aidsvoorlichting op scholen. Merkt u bij die bezoeken ook iets van de slechte toestand van het Zuid-Afrikaanse onderwijs?
‘Dat is inderdaad een groot probleem, maar je hebt op elke school – dankie Vader! – altijd een of twee leraren met visie, die echt in de leerlingen geïnteresseerd zijn. Dat is altijd zo geweest. Toen ik op school zat, waren het er twee van de twaalf, en de rest waren nazi’s. Het zijn meestal die goede leraren die mij uitnodigen. Zij hebben niet de vrijheid om te zeggen wat ík zeg. Maar als ik weg ben, kunnen ze verwijzen naar wat ik gezegd heb. Mijn optreden biedt een opening tot gesprek. En ik vind het heerlijk om met jonge mensen te werken.’

U doet ook veel goed werk onder de jeugd van Darling.
‘Ik heb nooit gedacht dat ik nog eens deel zou gaan uitmaken van een plattelandse gemeenschap als Darling. Daar was nooit tijd voor. Vroeger was ik zo weinig thuis dat mijn kat dacht dat ik een inbreker was. Jonge mensen móeten in de stad wonen, in een oorlogszone. Maar oudere mensen mogen een beetje uitbuiken in een kleine gemeenschap als Darling. En dankzij het internet maakt het niet meer uit waar je woont; dat is nu veel makkelijker dan twintig jaar geleden. Ik vind het interessant om jonge mensen te zien opgroeien. Als zo’n kind talent heeft, kunnen wij dat naar boven halen. We hebben een muziekschool en een kunstschool in Darling en we houden twee keer per jaar een talentenjacht. En elk jaar wordt in september het Voorkamerfest gehouden, een initiatief van mijn Nederlandse vrienden Wim Visser en Inge Bos. Het succes van dat festival is helemaal aan hen te danken – aan hun droom, hun energie, hun optimisme. We dwingen de kinderen niets op. De belangrijkste boodschap is: de mogelijkheid ís er, geniet ervan. Have fun!

Meer info:
Persoonlijke website Pieter-Dirk Uys: http://pdu.co.za.
Website Evita se Perron: www.evita.co.za
Ter gelegenheid van Pieter-Dirk Uys’ 70e verjaardag, later dit jaar, is bij uitgeverij Human & Rousseau de bundel Stukke teater verschenen, waarin vijf van zijn Afrikaanse toneelstukken bijeengebracht zijn. Twee daarvan, Die selle ou storie (1974) en Karnaval (1975), werden destijds door de Publikasieraad verboden. De bundel (413 blz., prijs: R280) werpt een nieuw licht op Uys’ bijdrage aan het Afrikaanse toneel.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten